ECLI:NL:RBMNE:2020:2049
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2020 een verzoek tot wraking van de rechter mr. A. Maas ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door DARTSTAETE B.V., de gedaagde partij in een civiele procedure tegen Vordering Direct B.V. De verzoekster stelde dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2020 geen gelegenheid had gekregen om haar standpunten over de subsidiaire vordering van de eisende partij nader toe te lichten, wat volgens haar een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhield. Daarnaast werd gesteld dat de rechter geen proces-verbaal van de zitting had verstrekt, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de advocaat van verzoekster.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, aangezien de feiten waarop het verzoek was gebaseerd, al op 16 januari 2020 bekend waren. Bovendien werden de beslissingen van de rechter om verzoeken van verzoekster af te wijzen, gekwalificeerd als procesbeslissingen die geen grond voor wraking vormen, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de rechter niet verplicht was om haar procesbeslissingen nader te motiveren.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.