4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen voor het onder 1 ten laste gelegde
Het onder 1 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde betreffende feit bekend en er is geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 mei 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
28 december 2019, genummerd PL0900-2019388230-6, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 205 en 206 van het dossier;
- een in de wettelijke vorm (na het opleveren van het einddossier aanvullend) opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2020, genummerd PL0900-2019388230-39, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsmiddelen voor het onder 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde
[getuige] , werkzaam als bewaarder in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft verklaard dat op 28 december 2019 [verdachte] , geboren op [2001] , een vogelkooi met één vogel kwam invoeren ten behoeve van gedetineerde [A] . Nadat hij de kooi had ingeleverd en de bijbehorende invoerformulieren had ondertekend, heeft verdachte de inrichting verlaten. [getuige] had geen goed gevoel over het voederbakje. [getuige] heeft het voederbakje vervolgens gecontroleerd. Door deze leeg te gooien zagen zij een grote plak gelijkend op hasj.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij de partij vermoedelijk verdovende middelen heeft onderzocht. Het betrof een hoeveelheid van 99,5 gram. Zij heeft een monster getest. De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op 28 december 2019 in Lelystad een Louis Vuitton tasje in beslag heeft genomen.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat in voornoemde tas twee passen zaten. Eén pas betrof een Rabo Wereldpas op naam van [benadeelde 2] [rekeningnummer] . De andere pas betrof een ING betaalpas op naam van [benadeelde 1] [rekeningnummer] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het Louis Vuitton tasje van hem was en dat hij de bankpassen die daarin zijn aangetroffen, een paar maanden eerder, maar nog geen jaar eerder, gevonden heeft op straat in Hilversum.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij onderzoek heeft gedaan naar de in de tas van [verdachte] aangetroffen bankpassen. Bij de Rabo Wereldpas op naam van
[benadeelde 2] , gaat het om [benadeelde 2] , geboren [1999] te [geboorteplaats] , woonachtig [adres] , [woonplaats] . Zij heeft aangifte gedaan inzake diefstal van haar tas. Genoemde tas was weggenomen op 11 mei 2019 te Amsterdam.
Bewijsoverwegingen voor het onder 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Opzet vervoer hasjiesj (feit 2)
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
- Verdachte heeft op 28 december 2019 een vogel in een vogelkooi bij de PI afgeleverd.
- Deze vogelkooi met inhoud was bedoeld voor een gedetineerde.
- De bewaarder in de PI had vrijwel direct geen goed gevoel over het voederbakje.
- Na controle van het voederbakje, werd daar hasj in aangetroffen.
Op vragen van de politie en de rechtbank heeft verdachte als volgt verklaard:
- Verdachte kent de betreffende gedetineerde niet en heeft zich verder ook niet in deze persoon verdiept.
- Verdachte heeft de vogelkooi met inhoud afgeleverd op verzoek van iemand, maar wil zijn naam niet noemen;
- Verdachte heeft de vogelkooi met inhoud niet zelf gekocht, maar kwam ermee in contact toen hij met vrienden in een auto zat op weg naar de PI.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij penitentiaire inrichtingen (op de meest inventieve wijzen) drugs naar binnen wordt gesmokkeld. Door onder de hiervoor genoemde omstandigheden een vogelkooi met inhoud in te voeren in een PI, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij drugs zou invoeren. Verdachte heeft deze kans ook aanvaard door de vogelkooi toch naar binnen te brengen, zonder zich ook maar enigszins af te vragen waar de vogelkooi vandaan komt en navraag te doen naar degene voor wie de kooi bestemd is.
Wederrechtelijke toe-eigening bankpassen van anderen (feit 3 subsidiair)
De rechtbank stelt vast dat de bij verdachte aangetroffen bankpassen op naam van
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] waren gesteld. Op grond van die vaststelling neemt de rechtbank aan dat die passen ook daadwerkelijk aan hen toebehoorden. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om aan te nemen dat de eigenaren van de passen (vrijwillig) afstand van die passen zouden hebben gedaan. Ten aanzien van [benadeelde 2] wordt de rechtbank gesteund in deze overtuiging door de aangifte ter zake diefstal van diens tas.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte als heer en meester over de passen is gaan beschikken en dat hij deze zich heeft toegeëigend. Hij had de passen al geruime tijd onder zich en droeg ze bij zich in een tas tezamen met een vuurwapen. De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte zich goederen van een ander wederrechtelijk heeft toegeëigend.