Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
Betrokkene geeft een aantal klachten aan, maar ik zie geen reden voor arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte/gebrek. Op basis van de klacht waarop zij arbeidsongeschiktheid claimt vindt verder geen behandeling plaats door behandelaar. (…) Er zijn geen medische beperkingen waardoor zij haar eigen werk niet zou kunnen doen.”
Door middel van deze brief zetten wij de huidige stand van zaken op papier. Op 29 november 2019 heeft uw zoon u ziek gemeld. Tijdens de gesprekken, die uw leidinggevende, HR en de
Ik kan u vermelden dat ik achter mijn rapportage sta. Ik heb betrokkene aangehoord voor wat betreft haar klachten en het overhandigde huisartsenjournaal bestudeerd. In het spreekuurconsult zoek ik altijd naar de causaliteit van een ziekmelding. Op mijn vraag waarom betrokkene met de weergeven klachten eerder wel kon werken en nu ineens niet, kon zij geen antwoord op geven. Op mijn vraag waarom zij niet recent bij de huisarts was geweest met deze klachten, kon zij eveneens geen antwoord op geven. Ik heb betrokkene uitgelegd dat bepaalde klachten niet per definitie met zich meebrengen dat iemand daarmee arbeidsongeschikt is. Uit het huisartsenjournaal bleek dat betrokkene de laatste zes maanden niet met de claimklachten bij de huisarts was. Op grond
3.Het geschil
- € 524,58 over de maand december (opeisbaar per 30 december 2020);
- € 882,70 over de maand januari (opeisbaar per 29 januari 2020);
- € 882,70 over de maand februari (opeisbaar per 24 februari 2020);
- € 882,70 over de maand maart (opeisbaar per 25 maart 2020);
4.De beoordeling
960,00