4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten last gelegde en zal het handelen van verdachte kwalificeren als het overtreden van artikel 5 WVW. Hieronder zal de rechtbank eerst de bewijsmiddelen uiteenzetten. Daarna zal worden ingegaan op de interpretatie die de rechtbank aan de bewijsmiddelen geeft en op de verweren van de verdediging.
Bewijsmiddelen
Op 14 juli 2018 vond er een verkeersongeval plaats op de Zuilensering te Maarssen, ter hoogte van de oprit Zuilensering, in de richting van Utrecht, binnen de gemeente Stichtse Vecht. Verdachte, bestuurder van de personenauto merk Audi is ter hoogte van de oprit Zuilensering met te hoge snelheid door de bocht gereden waardoor zij met de linker achterkant van het voertuig over de doorgetrokken streep op de rechter rijstrook terecht is gekomen op de Zuilensering, waardoor zij een andere personenauto heeft geraakt en uiteindelijk de personenauto merk Skoda is gekanteld en op de rechterzijde terecht is gekomen en in de berm tot stilstand is gekomen. Bij het ongeval was tevens een derde personenauto merk Peugeot betrokken.
- dat ze de bestuurder (
de rechtbank begrijpt: van de Audi) was;
- de bocht niet zo scherp had verwacht en hierdoor hard remde, maar toch met de linkerzijde van de auto op de middelste rijstrook (rijstrook twee(2)) terecht kwam van de N230.
Verdachte verklaarde:
Een paar maanden na de aanrijding heb ik daar nog een keer gereden. Ik zag toen dat er een verkeersbord stond dat je een bocht nadert. Ik heb dat verkeersbord toen niet gezien. Ik bedoel daarmee vlak voor de aanrijding.
Ik gok dat de snelheid ongeveer 60 kilometer per uur was.
V: In welke versnelling reed u?
A: In de vierde versnelling.
V: Waar raakte u de tegenpartij?
A: De tegenpartij raakte met zijn rechter voorzijde mijn linker achterkant.
Getuige [getuige 1] verklaarde:
Op 14 juli 2018 was ik bestuurder van de Ford Fiësta en reed ik op de Zuilensering te Maarssen. Ik zag ter hoogte van de oprit vanuit Maarssen richting Utrecht op de Zuilensering een personenauto rijden welke met behoorlijke snelheid vanaf de oprit de Zuilensering opreed. Achteraf bleek dat dit een Audi was. Ik zag dat het voertuig vanaf de invoegstrook direct de Zuilensering op reed.
Getuige [getuige 1] verklaarde in een aanvullend getuigenverhoor:
Het viel mij op dat de bestuurder van de Audi harder aan kwam rijden dan de gemiddelde automobilist. Daardoor kon de bestuurder van de Audi ook de bocht niet nemen. Ik zag dat de bestuurder niet op de invoegstrook terecht kwam maar direct op de rijstrook.
Getuige [getuige 2] verklaarde:
Ik zag de Audi, voorzien van kenteken [kenteken] , met een hoge snelheid, in ieder geval te hard voor die bocht, de oprit oprijden. Ik zag dat de Audi hierdoor over de doorgetrokken streep reed, dit was ter hoogte van zo'n 2 à 3 meter voor het einde van de doorgetrokken streep.
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen verkeersituatie
Screenshot 4 (
betreft een foto van de situatie ter plaatse voor het naderen van de oprit): Verkeersbord A04 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), adviessnelheid 30 km/h en verkeersbord J02 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), vooraanduiding bocht naar rechts.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat verdachte de bocht voor de oprit van de Zuilensering met een te hoge snelheid heeft benaderd en (vervolgens nam). Uit de verklaring van verdachte zelf en het aanvullende proces-verbaal over de situatie ter plaatse volgt dat vlak voor de bocht een waarschuwingsbord staat met een adviessnelheid van 30 km/uur. Doordat verdachte de bocht met een te hoge snelheid nam, kwam zij met een gedeelte van haar auto over de doorgetrokken streep, op de rechter rijbaan van de Zuilensering terecht. Ook staat vast dat een Peugeot en Skoda vervolgens betrokken raakten bij de aanrijding die hierop volgde en dat de hand van de bijrijder van de Skoda uiteindelijk ten gevolge van de aanrijding geamputeerd moest worden.
Met de verdediging constateert de rechtbank dat er in het dossier onduidelijkheid bestaat welke van de twee auto’s (de Peugeot of de Skoda) het eerste met de Audi in aanraking is gekomen. Er zijn getuigen die verklaren dat de Audi eerst de Peugeot raakte, maar er zijn ook getuigen – de bestuurder en bijrijder van de Skoda – die verklaard hebben dat hun auto eerst door de Audi werd geraakt. In het VOA-rapport wordt slechts onderzocht of het scenario dat wordt geschetst door de inzittenden van de Skoda mogelijk is. Niet wordt ingegaan op het andere scenario waarover in het dossier wordt verklaard. De rechtbank zal om die reden het VOA-rapport niet tot het bewijs bezigen.
Anders dan de verdediging is zij echter van oordeel dat dit niet betekent dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte om die reden integraal moet worden vrijgesproken. Nu op basis van de overige bewijsmiddelen vast staat dat verdachte met een te hoge snelheid de bocht van de oprit naar de Zuilensering heeft genomen, de controle over haar voertuig is kwijtgeraakt, daardoor over de doorgetrokken streep is gereden en daarbij een personenauto heeft geraakt, en vervolgens een tweede personenauto bij het ongeval is betrokken, dat uiteindelijk heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij één van de inzittenden, kunnen de gedragingen die verdachte worden verweten, naar het oordeel van de rechtbank juridisch worden getoetst.
Juridisch kader
De vraag is of verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Er moet dan op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een falende waarneming of tijdelijke onoplettendheid hoeft nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren. Of verdachte culpoos heeft gehandeld moet worden beoordeeld aan het geheel van haar gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Evenmin kan reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Snelheid van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zij niet bekend was met de situatie ter plaatse en het bord waarop wordt aangegeven dat een bocht wordt genaderd en een adviessnelheid van 30 kilometer per uur wordt aangegeven, niet te hebben gezien en daardoor met een te hoge snelheid de bocht naderde. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte niet goed (genoeg) heeft opgelet toen zij de oprit naderde. Naast verdachte hebben meerdere getuigen verklaard dat verdachte met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse reed. Daarnaast kan ook bewezen worden dat verdachte hierdoor de controle over de Audi verloor, over de doorgetrokken streep reed en met haar auto op de rechterrijbaan van de Zuilensering terechtkwam, waar zij in aanrijding kwam met een personenauto. .