ECLI:NL:RBMNE:2020:2012

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
16-257539-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettend rijgedrag

Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige vrouw, die op 14 juli 2018 in Maarssen betrokken was bij een verkeersongeval. De vrouw, bestuurder van een Audi, reed met te hoge snelheid de bocht van de oprit naar de Zuilensering op, verloor de controle over haar voertuig en kwam in botsing met een Skoda. Bij deze aanrijding raakte de bijrijder van de Skoda, mevrouw [slachtoffer], ernstig gewond, wat resulteerde in de amputatie van haar rechterhand. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor het overtreden van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt door onoplettend rijgedrag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, dat betrekking had op schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat niet kon worden vastgesteld dat haar gedrag aanmerkelijke onvoorzichtigheid opleverde. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand na het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-257539-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2020 en 18 mei 2020. Op laatst genoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en standpunten van de officier van justitie mr. E. ter Braak en van hetgeen verdachte en mrs. V.H. Hammerstein en S. Plas, advocaten te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 14 juli 2018 in Maarssen als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
op 14 juli 2018 in Maarssen als bestuurder van een motorrijtuig door haar gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaak dan wel het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Zij voert aan dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden, waardoor zij in de bocht voor de oprit van de Zuilensering de controle over haar auto (Audi) verloor en vervolgens over de doorgetrokken streep is gereden en met haar auto gedeeltelijk op de rijbaan van de Zuilensering terechtkwam. Hierdoor kwam de auto van verdachte in botsing met de Skoda die – nadat de Skoda een andere auto (Peugeot) raakte – tegen de vangrail botste en op de rechter zijkant terecht is gekomen. De rechterhand van mevrouw [slachtoffer] , die als bijrijder in de Skoda zat, raakte hierbij bekneld waardoor haar hand in het ziekenhuis moest worden geamputeerd. De officier van justitie beoordeelt de handelingen van verdachte als aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam rijgedrag en komt tot de conclusie dat verdachte zodanig heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, omdat in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat het ongeval heeft plaatsgevonden zoals dat verdachte ten laste is gelegd. De verdediging stelt dat de tenlastelegging slechts uitgaat van het scenario dat is gebaseerd op het Verkeersongevallenanalyse-rapport (hierna: VOA) dat uitsluitend op de verklaringen van de inzittenden van de Skoda is gebaseerd. Zij bepleit dat meerdere objectieve getuigen hebben verklaard dat de auto van verdachte eerst tegen de Peugeot botste, die op de rijstrook naast de Audi van verdachte reed en dat de Peugeot vervolgens de Skoda raakte met alle gevolgen van dien. Nu het VOA-rapport uitsluitend is gebaseerd op het scenario dat verdachte eerst tegen de Skoda is gebotst – en niet berust op een volledig onderzoek op basis van alle getuigenverklaringen in het dossier - kan het tenlastegelegde scenario niet op basis van het VOA-rapport worden bewezen. Nu er overigens verschillende getuigenverklaringen zijn afgelegd over welke auto waar reed, en tegen welke auto verdachte als eerste is gebotst, kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte volgens de verdediging integraal te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat slechts vastgesteld kan worden dat verdachte door een ‘kort moment van onoplettendheid’ met een gedeelte van haar auto op de Zuilensering terecht is gekomen, waar op dat moment een andere auto reed en dat verdachte vervolgens haar auto niet voldoende heeft kunnen corrigeren, waardoor zij een aanrijding heeft veroorzaakt. Dit zou volgens de verdediging hooguit een overtreding van artikel 5 WVW opleveren. Het handelen van verdachte valt volgens de verdediging in ieder geval niet als overtreding van artikel 6 WVW te kwalificeren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten last gelegde en zal het handelen van verdachte kwalificeren als het overtreden van artikel 5 WVW. Hieronder zal de rechtbank eerst de bewijsmiddelen uiteenzetten. Daarna zal worden ingegaan op de interpretatie die de rechtbank aan de bewijsmiddelen geeft en op de verweren van de verdediging.
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 juli 2018 vond er een verkeersongeval plaats op de Zuilensering te Maarssen, ter hoogte van de oprit Zuilensering, in de richting van Utrecht, binnen de gemeente Stichtse Vecht. Verdachte, bestuurder van de personenauto merk Audi is ter hoogte van de oprit Zuilensering met te hoge snelheid door de bocht gereden waardoor zij met de linker achterkant van het voertuig over de doorgetrokken streep op de rechter rijstrook terecht is gekomen op de Zuilensering, waardoor zij een andere personenauto heeft geraakt en uiteindelijk de personenauto merk Skoda is gekanteld en op de rechterzijde terecht is gekomen en in de berm tot stilstand is gekomen. Bij het ongeval was tevens een derde personenauto merk Peugeot betrokken. [2]
Verdachte verklaarde:
- dat ze de bestuurder (
de rechtbank begrijpt: van de Audi) was; [3]
- de bocht niet zo scherp had verwacht en hierdoor hard remde, maar toch met de linkerzijde van de auto op de middelste rijstrook (rijstrook twee(2)) terecht kwam van de N230. [4]
Verdachte verklaarde:
Een paar maanden na de aanrijding heb ik daar nog een keer gereden. Ik zag toen dat er een verkeersbord stond dat je een bocht nadert. Ik heb dat verkeersbord toen niet gezien. Ik bedoel daarmee vlak voor de aanrijding. [5]
Ik gok dat de snelheid ongeveer 60 kilometer per uur was.
V: In welke versnelling reed u?
A: In de vierde versnelling. [6]
V: Waar raakte u de tegenpartij?
A: De tegenpartij raakte met zijn rechter voorzijde mijn linker achterkant. [7]
Getuige [getuige 1] verklaarde:
Op 14 juli 2018 was ik bestuurder van de Ford Fiësta en reed ik op de Zuilensering te Maarssen. Ik zag ter hoogte van de oprit vanuit Maarssen richting Utrecht op de Zuilensering een personenauto rijden welke met behoorlijke snelheid vanaf de oprit de Zuilensering opreed. Achteraf bleek dat dit een Audi was. Ik zag dat het voertuig vanaf de invoegstrook direct de Zuilensering op reed. [8]
Getuige [getuige 1] verklaarde in een aanvullend getuigenverhoor:
Het viel mij op dat de bestuurder van de Audi harder aan kwam rijden dan de gemiddelde automobilist. Daardoor kon de bestuurder van de Audi ook de bocht niet nemen. Ik zag dat de bestuurder niet op de invoegstrook terecht kwam maar direct op de rijstrook. [9]
Getuige [getuige 2] verklaarde:
Ik zag de Audi, voorzien van kenteken [kenteken] , met een hoge snelheid, in ieder geval te hard voor die bocht, de oprit oprijden. Ik zag dat de Audi hierdoor over de doorgetrokken streep reed, dit was ter hoogte van zo'n 2 à 3 meter voor het einde van de doorgetrokken streep. [10]
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen verkeersituatie [11]
Screenshot 4 (
betreft een foto van de situatie ter plaatse voor het naderen van de oprit): Verkeersbord A04 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), adviessnelheid 30 km/h en verkeersbord J02 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), vooraanduiding bocht naar rechts.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat verdachte de bocht voor de oprit van de Zuilensering met een te hoge snelheid heeft benaderd en (vervolgens nam). Uit de verklaring van verdachte zelf en het aanvullende proces-verbaal over de situatie ter plaatse volgt dat vlak voor de bocht een waarschuwingsbord staat met een adviessnelheid van 30 km/uur. Doordat verdachte de bocht met een te hoge snelheid nam, kwam zij met een gedeelte van haar auto over de doorgetrokken streep, op de rechter rijbaan van de Zuilensering terecht. Ook staat vast dat een Peugeot en Skoda vervolgens betrokken raakten bij de aanrijding die hierop volgde en dat de hand van de bijrijder van de Skoda uiteindelijk ten gevolge van de aanrijding geamputeerd moest worden.
Met de verdediging constateert de rechtbank dat er in het dossier onduidelijkheid bestaat welke van de twee auto’s (de Peugeot of de Skoda) het eerste met de Audi in aanraking is gekomen. Er zijn getuigen die verklaren dat de Audi eerst de Peugeot raakte, maar er zijn ook getuigen – de bestuurder en bijrijder van de Skoda – die verklaard hebben dat hun auto eerst door de Audi werd geraakt. In het VOA-rapport wordt slechts onderzocht of het scenario dat wordt geschetst door de inzittenden van de Skoda mogelijk is. Niet wordt ingegaan op het andere scenario waarover in het dossier wordt verklaard. De rechtbank zal om die reden het VOA-rapport niet tot het bewijs bezigen.
Anders dan de verdediging is zij echter van oordeel dat dit niet betekent dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte om die reden integraal moet worden vrijgesproken. Nu op basis van de overige bewijsmiddelen vast staat dat verdachte met een te hoge snelheid de bocht van de oprit naar de Zuilensering heeft genomen, de controle over haar voertuig is kwijtgeraakt, daardoor over de doorgetrokken streep is gereden en daarbij een personenauto heeft geraakt, en vervolgens een tweede personenauto bij het ongeval is betrokken, dat uiteindelijk heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij één van de inzittenden, kunnen de gedragingen die verdachte worden verweten, naar het oordeel van de rechtbank juridisch worden getoetst.
Juridisch kader
De vraag is of verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Er moet dan op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een falende waarneming of tijdelijke onoplettendheid hoeft nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren. Of verdachte culpoos heeft gehandeld moet worden beoordeeld aan het geheel van haar gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Evenmin kan reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Snelheid van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zij niet bekend was met de situatie ter plaatse en het bord waarop wordt aangegeven dat een bocht wordt genaderd en een adviessnelheid van 30 kilometer per uur wordt aangegeven, niet te hebben gezien en daardoor met een te hoge snelheid de bocht naderde. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte niet goed (genoeg) heeft opgelet toen zij de oprit naderde. Naast verdachte hebben meerdere getuigen verklaard dat verdachte met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse reed. Daarnaast kan ook bewezen worden dat verdachte hierdoor de controle over de Audi verloor, over de doorgetrokken streep reed en met haar auto op de rechterrijbaan van de Zuilensering terechtkwam, waar zij in aanrijding kwam met een personenauto. .
4.4
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat het te hard rijden van verdachte, door (achteraf bezien) het missen van een verkeersbord weliswaar als een onoplettendheid kan worden aangemerkt, waarvan de gevolgen voor het slachtoffer heel groot zijn, maar dat zij deze onoplettendheid niet zodanig acht dat gesproken kan worden van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, is niet gebleken. Zo heeft de rechtbank op basis van het dossier en verdachtes verklaring ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat verdachte was afgeleid. Weliswaar was zij niet bekend met de oprit die zij naderde en had zij - vooral nu zij reed op een plek die zij niet kende - beter moeten opletten, maar daarmee staat nog niet vast dat dit gedrag schuld op levert in de zin van artikel 6 WVW. De door de officier van justitie benoemde afzonderlijke gedragingen van verdachte dat zij 1) met te hoge snelheid reed 2) de controle over het voertuig heeft verloren en 3) over de doorgetrokken streep reed, hangen zozeer met elkaar samen en zijn een onlosmakelijk gevolg van het ‘missen van een bocht’ dat dit voorgaand oordeel niet anders maakt.
4.5
Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte artikel 5 WVW heeft overtreden door te hard te rijden en zo gevaar op de weg te hebben veroorzaakt en verkeer ook te hebben gehinderd door over de doorgetrokken streep te rijden. De rechtbank merkt overigens op dat gelet op de inhoud van de verbodsbepaling van artikel 5 WWV centraal staat wat de hinderlijke of gevaarzettende gedragingen van verdachte zijn geweest en niet welke gevolgen dat heeft gehad. Om die reden zal de rechtbank die feitelijkheden uitstrepen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juli 2018 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Audi), daarmee rijdende over de weg, (de oprit van de) Zuilensering,
- rijdende op de oprit van de Zuilensering met een te hoge snelheid een bocht in die oprit van de Zuilensering is genaderd en ingereden en vervolgens
- in die bocht de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig is verloren en vervolgens
- in plaats van de oprit te volgen, over de doorgetrokken streep en vervolgens
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (deels) op de rechter rijbaan van de Zuilensering is gereden en vervolgens
- in aanrijding is gekomen met een op die rechter rijbaan van de Zuilensering rijdende personenauto,
door welke gedragingen van verdachte op de weg, (de oprit van de) Zuilensering, gevaar werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis,
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij eventuele strafoplegging rekening te houden met de psychische gevolgen die deze zaak voor verdachte heeft. Voorts verzoekt de verdediging er rekening mee te houden dat het feit bijna twee jaar geleden is gebeurd en dat deze jaren voor zowel het slachtoffer als verdachte erg zwaar zijn geweest. Verdachte heeft een burn-out gekregen en is niet in staat gebleken haar leven weer op te pakken. De verdediging verzoekt primair toepassing te geven aan artikel 9A van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair verzoekt de verdediging om aan verdachte een voorwaardelijke geldboete op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersovertreding, waarvan de gevolgen voor het slachtoffer onmiskenbaar groot en blijvend zijn. Het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , moet haar leven ten gevolge van de aanrijding, voortzetten zonder haar rechterhand met alle beperkingen van dien. Uit de door de voorzitter ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring komt naar voren hoe ingrijpend dit is op het dagelijks leven van het mevrouw [slachtoffer] .
Verdachte zal, zoals zij ook ter zitting (emotioneel) tot uitdrukking heeft gebracht, moeten leren leven met het feit dat zij door een moment van onoplettendheid bij een verkeersongeval betrokken is geraakt waarvan de gevolgen voor mevrouw [slachtoffer] blijvend zullen zijn. Haar gevoelens van spijt en medeleven naar het slachtoffer toe heeft zij op de zitting uitgesproken waarbij zij de wens heeft geuit dit na deze strafzaak aan mevrouw [slachtoffer] persoonlijk over te kunnen brengen.
Artikel 5 WVW verbiedt iedere verkeersdeelnemer zich zo te gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. De op te leggen straf dient dan ook in het bijzonder gerelateerd te zijn aan de mate van gevaarzetting en niet zozeer aan de ernst van de gevolgen. De rechtbank begrijpt dat dit voor het slachtoffer zeer onbevredigend kan zijn, omdat zij haar hele leven met de gevolgen van het ongeluk verder zal moeten leven. Het opleggen van welke straf ook, zal geen genoegdoening zijn voor de vreselijke gevolgen die het ongeluk voor haar blijvend zal hebben.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 22 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Aangezien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het overtreden van artikel 5 WVW is een lagere straf op zijn plaats dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 40 uur te vervangen door 20 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank acht oplegging van een rijontzegging niet noodzakelijk nu verdachte de afgelopen twee jaar niet voor Wegenverkeerswet gerelateerde feiten, noch wegens andere feiten, met politie of justitie in aanraking is geweest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht,
dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en S.M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2020.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 14 juli 2018 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto merk Audi), daarmede rijdende over de weg, (de oprit
van de) Zuilensering, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen,
hierin bestaande dat verdachte
- rijdende op/naar de oprit van de Zuilensering met een (veel) (te) hoge
snelheid een bocht in die oprit van de Zuilensering is genaderd en/of
ingereden en/of (vervolgens)
- in die bocht de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig
(personenauto merk Audi) is verloren en/of (vervolgens)
- in plaats van de oprit te volgen, over de doorgetrokken streep en/of
het verdijvingsvlak is gereden en/of (vervolgens)
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto merk Audi)
(deels) op de rechter rijbaan van de Zuilensering is terechtgekomen
en/of is gereden en/of (vervolgens)
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die
rechter rijbaan van de Zuilensering rijdende personenauto (Merk Skoda)
en/of (vervolgens)
- tengevolge waarvan een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen
voornoemde personenauto (merk Skoda) en een personenauto (merk
Peugeot) rijdende op de linker rijbaan van de Zuilensering en/of
(vervolgens)
- tengevolge waarvan voornoemde personenauto (merk Skoda) is
gebotst/gereden tegen de geleiderail (vangrail) en/of (vervolgens) op de
rechterzijkant tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] , inzittende van voornoemde
personenauto merk Skoda) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
(subtotale) amputatie van de rechterhand en/of rechterpols, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 14 juli 2018 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto merk Audi), daarmee rijdende over de weg, (de oprit van
de) Zuilensering,
- rijdende op/naar de oprit van de Zuilensering met een (veel) (te) hoge
snelheid een bocht in die oprit van de Zuilensering is genaderd en/of
ingereden en/of (vervolgens)
- in die bocht de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig
(personenauto merk Audi) is verloren en/of (vervolgens)
- in plaats van de oprit te volgen, over de doorgetrokken streep en/of
het verdijvingsvlak is gereden en/of (vervolgens)
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto merk Audi)
(deels) op de rechter rijbaan van de Zuilensering is terechtgekomen
en/of is gereden en/of (vervolgens)
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die
rechter rijbaan van de Zuilensering rijdende personenauto (Merk Skoda)
en/of (vervolgens)
- tengevolge waarvan een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen
voornoemde personenauto (merk Skoda) en een personenauto (merk
Peugeot) rijdende op de linker rijbaan van de Zuilensering en/of
(vervolgens)
- tengevolge waarvan voornoemde personenauto (merk Skoda) is
gebotst/gereden tegen de geleiderail (vangrail) en/of (vervolgens) op de
rechterzijkant tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte op de weg, (de oprit van de)
Zuilensering, gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 december 2017, genummerd PL0900-2018203532, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 117, met als bijlage (vanaf pagina 57) het proces-verbaal ‘Verkeersongevallenanalyse’ met nummer 2018203532-2, (met bijlagen vanaf pagina 111). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal Aanrijding misdrijf, pagina 42.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 34.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 35.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 36.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 18.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 20.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 27.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , ongenummerd, toegevoegd aan DIVOS.