ECLI:NL:RBMNE:2020:2010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
C/16/501374 / FA RK 20-2699
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 23 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging voor de betrokkene, geboren in 1952, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek depressieve stemmingsstoornissen. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats in verband met coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn echtgenote, een psychiater en de advocaat van de betrokkene werden gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel voor zichzelf, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie beoordeeld en besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor een periode van zes maanden, met specifieke voorwaarden voor ambulante en klinische zorg. De rechtbank heeft benadrukt dat de zorgmachtiging moet worden toegepast met het oog op de veiligheid en de geestelijke gezondheid van de betrokkene.

De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501374 / FA RK 20-2699
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 mei 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. C. Lamphen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 18 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene en zijn echtgenote, mevrouw [A] ,
- de heer [B] , psychiater,
- de advocaat van de betrokkene.
De betrokkene en zijn echtgenote waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes.
De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt de vormen van verplichte zorg onder a. voor de duur van één maand, de vorm van verplichte zorg onder b. voor de duur van vier weken, de vormen van verplichte zorg onder e. en f. voor de duur van zes maanden en de vorm van verplichte zorg onder j. voor de duur van twee maanden. In het verzoek is vermeld dat de vorm van verplichte zorg onder a. ook ambulant wordt toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft verklaard dat het toedienen van vocht en voeding niet meer nodig is. Verder heeft hij toegelicht dat als de betrokkene opgenomen moet worden, de opnameduur maximaal twee maanden zal zijn. De psychiater verwacht niet dat tijdens een mogelijke opname insluiting nodig zal zijn. Een zorgmachtiging is vooral bedoeld als vangnet, omdat de betrokkene in de afgelopen maanden spanning opbouwde in de thuissituatie en hij niet de juiste keuzes kon maken, hetgeen geleid heeft tot een opname met een crisismaatregel eind maart 2020.
2.2.
De advocaat van de betrokkene heeft verklaard dat gegevens in het zorgplan en de zorgkaart niet correct en volledig zijn en dat die stukken dan ook correct en volledig gemaakt moeten worden. Verder heeft zij naar voren gebracht dat de betrokkene mee lijkt te willen werken aan de zorgmachtiging, omdat dit hem veiligheid en zekerheid biedt.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van depressieve stemmingsstoornissen.
2.4.
Deze stoornis leidt bij de betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel voor zichzelf.
Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.5.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
De betrokkene heeft in 2011 een herseninfarct gehad en is sinds 2013 bekend met epilepsie. Sinds oktober 2019 is hij in behandeling bij het gebiedsteam in verband met angst- en depressieklachten. In maart 2020 volgde een opname in verband met toegenomen suïcidaliteit en oninvoelbaarheid over het maken van afspraken. Er is sprake van een kwetsbaarheid door verminderde coping.
Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat de betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.7.
De rechtbank merkt op dat één van de voorwaarden in het zorgplan is dat de betrokkene contact onderhoudt met zijn behandelaar. Dit valt onder de vorm van verplichte zorg ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen’.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg toe te wijzen. Hierbij moeten eerst de vormen a. en h. (het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen) worden toegepast.
Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, e, f en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.8.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.10.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, waarbij het beperken van de bewegingsvrijheid binnen deze periode voor maximaal vier weken mogelijk is en opname maximaal twee maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat de betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
voor maximaal vier weken,
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
j. opnemen in een accommodatie,
voor maximaal twee maanden,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a. en h.;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 november 2020.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 22 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.