Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 6 januari 2020, waarin het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 18 november 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om tot een oordeel te komen.
De rechtbank overweegt dat in geschillen van geneeskundige aard, zoals het hier aan de orde is, een bezwaarschrift op grond van artikel 75k van de Ziektewet binnen twee weken moet worden ingediend. Dit is een uitzondering op de gebruikelijke termijn van zes weken. Eiseres had haar bezwaarschrift uiterlijk op 3 december 2019 moeten indienen, maar verweerder ontving het pas op 17 december 2019, wat te laat was. De rechtbank stelt vast dat de vermelding in het bestreden besluit dat eiseres haar bezwaar binnen zes weken kon indienen, geen invloed heeft op de geldigheid van de termijnstelling in het primaire besluit.
Eiseres voerde aan dat zij zich had vergist in de bezwaartermijn en dat zij niet was ondersteund door een rechtshulpverlener. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten geen geldige redenen vormen voor de te late indiening van het bezwaar. De verantwoordelijkheid voor tijdige indiening ligt bij eiseres. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van griffier E. Sloots.