ECLI:NL:RBMNE:2020:1998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
UTR - 20_740
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake Ziektewet

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 6 januari 2020, waarin het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 18 november 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om tot een oordeel te komen.

De rechtbank overweegt dat in geschillen van geneeskundige aard, zoals het hier aan de orde is, een bezwaarschrift op grond van artikel 75k van de Ziektewet binnen twee weken moet worden ingediend. Dit is een uitzondering op de gebruikelijke termijn van zes weken. Eiseres had haar bezwaarschrift uiterlijk op 3 december 2019 moeten indienen, maar verweerder ontving het pas op 17 december 2019, wat te laat was. De rechtbank stelt vast dat de vermelding in het bestreden besluit dat eiseres haar bezwaar binnen zes weken kon indienen, geen invloed heeft op de geldigheid van de termijnstelling in het primaire besluit.

Eiseres voerde aan dat zij zich had vergist in de bezwaartermijn en dat zij niet was ondersteund door een rechtshulpverlener. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten geen geldige redenen vormen voor de te late indiening van het bezwaar. De verantwoordelijkheid voor tijdige indiening ligt bij eiseres. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van griffier E. Sloots.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. P.C.P. de Deugd),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 6 januari 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. In het besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 18 november 2019 (het primaire besluit) niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een geschil van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken zoals dat hier aan de orde is, moet een bezwaarschrift op grond van artikel 75k van de Ziektewet binnen een termijn van twee weken worden ingediend. Dit is een uitzondering op de algemene termijn voor het indienen van bezwaarschriften van zes weken. Het bezwaarschrift tegen het primaire besluit had dus uiterlijk op 3 december 2019 ingediend moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres op 17 december 2019 ontvangen. Dat is te laat. Anders dan eiseres meent maakt de omstandigheid dat verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld dat eiseres binnen zes weken haar bezwaar kan indienen, niet dat het bezwaar van eiseres alsnog op tijd was. Voor dat standpunt bieden de wet en de rechtspraak geen enkel aanknopingspunt. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
3. Eiseres voert aan dat zij zich bij het indienen van haar bezwaarschrift heeft vergist in de bezwaartermijn van twee weken, omdat deze afwijkt van de gebruikelijke bezwaartermijn van zes weken. Zij geeft daarbij aan dat zij bij het indienen van het bezwaar niet is ondersteund door een rechtshulpverlener. Eiseres voert vervolgens aan dat verweerder zelf zich in het bestreden besluit ook in de termijn vergist, door daarin te vermelden dat eiseres haar bezwaar binnen zes weken had kunnen indienen.
4. De rechtbank vindt dit geen geldige redenen waarom eiseres te laat was met het indienen van haar bezwaar. De rechtspraak op dit punt is heel streng. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om op tijd bezwaar in te dienen. De rechtbank stelt vast dat in het primaire besluit expliciet staat vermeld dat eiseres voor 3 december 2019 een bezwaarschrift kon indienen. Dat eiseres dat niet heeft gedaan, komt voor haar risico. Dat verweerder in het bestreden besluit een termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift vermeldt, maakt dit niet anders. Dit doet geen afbreuk aan de duidelijke termijnstelling in het primaire besluit.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht).
6. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 mei 2020 gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
E. Sloots, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.