ECLI:NL:RBMNE:2020:1992

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
16-115195-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig gedrag van bestuurder snorfiets

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 maart 2019 in Baarn betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een jongere, bestuurde een snorfiets met een passagier, [slachtoffer], achterop. Tijdens het oversteken van de Torenlaan negeerde de verdachte een rood verkeerslicht en stak schuin over, wat leidde tot een aanrijding met een personenauto. Het slachtoffer liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bekkenbreuk en meerdere breuken in de voet, waarvoor hij geopereerd moest worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat de oorzaak was van het ongeval. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de voorwaarde dat deze kan worden omgezet in 30 dagen jeugddetentie als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de verdachte voor 3 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden en de persoon van de verdachte, die een blanco strafblad had en goed functioneerde volgens de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-115195-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
hierna te noemen [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2020, dat achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen [verdachte] en zijn advocaat mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
Primair:
op 26 maart 2019 te Baarn als bestuurder van een snorfiets zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Subsidiair:
op 26 maart 2019 te Baarn als bestuurder van een snorfiets door zijn gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het schuin oversteken van de weg een voortgezette handeling is van het door rood rijden. Het enkel door rood rijden is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet te komen. De raadsman wijst daarbij op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2017:91520), waarbij is geoordeeld dat het niet verlenen van voorrang nadat de auto door rood was gereden, niet als een op zichzelf staande verkeersfout kan worden gezien. De raadsman heeft bepleit dat er wel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] het volgende verklaard: [2]
“Het klopt dat ik op 26 maart 2019 op mijn snorfiets met [slachtoffer] achterop reed. Ik reed op de Torenlaan richting Soest en wilde bij het Baarnsch Lyceum de weg oversteken. Van wat er daarna is gebeurd weet ik niks meer.”
Op 26 maart 2019 heeft brigadier [verbalisant] , werkzaam bij de verkeersongevallenanalyse, onderzoek gedaan naar het ongeluk dat diezelfde dag plaatsvond: [3]
“Bij dit incident waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: bromfiets
Fabrieksmerk : Vespa
Type : Piaggio C38
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 2: personenauto
Fabrieksmerk : Citroen
Type : C3 Aircross
Kenteken : [kenteken] (Pagina 41)
Op dinsdag 26 maart 2019, omstreeks 14:40 uur, heeft op de Torenlaan te Baarn een aanrijding plaatsgevonden waarbij een snorfiets en een personenauto betrokken zijn geweest. De bestuurder van de snorfiets, hierna te noemen voertuig 1, bereed het fietspad gelegen aan de oostzijde van de Torenlaan, komende uit de richting van de Vondellaan en gaande in de richting van de Stadhouderslaan. Gekomen ter hoogte van de oversteek nabij het Baarnsch Lyceum, stak de bestuurder van voertuig 1 met zijn voertuig schuin de rijbaan van de Torenlaan over, om vermoedelijk zijn weg te kunnen vervolgen over het fietspad gelegen aan de westzijde van de Torenlaan. Hierbij heeft de bestuurder van voertuig 1 het rode in zijn rijrichting gekeerde verkeerslicht genegeerd. Op de oostelijke rijstrook van de Torenlaan, werd voertuig 1 in de linker flank aangereden door de bestuurder van de personenauto, hierna te noemen voertuig 2. De bestuurder van voertuig 2 bereed de rijbaan van de Torenlaan, komende uit de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de richting van de Vondellaan. Tengevolge van het ongeval is de duopassagier van voertuig 1 met ernstig beenletsel overgebracht naar het ziekenhuis. [4]
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing.
• De Torenlaan was middels borden conform model B1 van bijlage 1 van het RVV 1990 aangeduid als voorrangsweg.
• Voor bestuurders die de Torenlaan over het fietspad naderden werd dit met haaientanden op het wegdek als bedoeld in artikel 1 van het RW 1990 kenbaar gemaakt.
• Beide vrij liggende fietspaden zijn middels borden conform model G11 van de bijlage 1 van het RW 1990 aangemerkt als een verplicht fietspad.
• Voor fietsers/snorfietsers rijdend over het noordoostelijke fietspad en komende uit de richting van de Vondellaan stond ter hoogte van de oversteek een onofficieel bord met de tekst ’’fietsers hier oversteken”. Door de wegbeheerder is geen gebruik gemaakt van het officiële bord uit de BF- serie Bewegwijzering voor (brom)fietsers, bord BW201-RB(fietsers rechts oversteken).
Uit het ter plaatse ingestelde onderzoek bleek dat het overzicht ter plaatse van de oversteek door de bomenrij geplaatst in de berm gelegen tussen de rijbaan en het vrij liggende fietspad ernstig werd belemmerd (coulisse effect). [5]
Op dinsdag 26 maart 2019 zijn kort na het ongeval videobeelden veiliggesteld afkomstig van een beveiligingscamera van het Baarnsch Lyceum, gevestigd aan de Torenlaan te Baarn. De camera staat gericht op de zuidelijke uitgang van het schoolterrein en bied zicht op de oversteek aan de Torenlaan. Op de veiliggestelde beelden is zichtbaar dat de bestuurder van voertuig 1 met zijn duopassagier, via het aan noordoostelijk zijde van de rijbaan gelegen fietspad, de oversteek nadert, om deze daarna zonder te stoppen en zonder de gelegenheid te nemen om te kijken of er geen verkeer vanuit de aanrijrichting van voertuig 2 naderde, schuin over te steken. Hierbij is zichtbaar dat de bestuurder van voertuig 1 het rode in zijn rijrichting gekeerde verkeerlicht negeert. [6]
Het slachtoffer [slachtoffer] die achterop de snorfiets van [verdachte] zat, heeft het volgende letsel opgelopen: [7]
“Heup uit de kom links, bekkenbreuk links, meerdere breuken van linkervoet. Operaties aan bekkenbreuk, repositie van heup en operatie aan linkervoet. Geschatte duur genezing: 6 maanden.”
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zowel de oversteek met haaientanden als het bijbehorende verkeerslicht, dat rood licht uitstraalde, heeft genegeerd, en dat hij de Torenlaan schuin is overgestoken in plaats van gebruik te maken van de oversteekplaats. Hij heeft daarbij niet of in ieder geval onvoldoende gekeken of er verkeer op de Torenlaan reed als gevolg waarvan hij de uit de tegengestelde richting komende personenauto niet heeft waargenomen en daarmee in botsing is gekomen. Dit, terwijl [verdachte] bij deze oversteek juist extra alert had moeten zijn, omdat er een bomenrij in de berm stond waardoor het zicht op de Torenlaan ernstig belemmerd werd. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van [verdachte] als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam moet worden aangemerkt en dat hij schuld heeft aan het verkeersongeval. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat er slechts sprake was van een moment van onoplettendheid, wijst de rechtbank erop dat sprake is van meerdere verkeersfouten die op zichzelf staan. Het schuin oversteken beschouwt de rechtbank niet als een voortgezette handeling van het door rood rijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate vast komen te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, nu uit de geneeskundige verklaring blijkt dat het slachtoffer meerdere botbreuken had, verschillende operaties heeft moeten ondergaan en dat de herstelduur werd geschat op 6 maanden. Concluderend acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 26 maart 2019 te Baarn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een snorfiets, merk Piaggio, type C38, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over het fietspad gelegen aan de noordoostzijde van de rijbaan van de Torenlaan
(en gekomen ter hoogte van de oversteek nabij het Baarnsch Lyceum), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam,
-
- ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen om de Torenlaan over te steken, zich er niet of in onvoldoende mate van te vergewissen dat er zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de Torenlaan bevonden (komende uit de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de

richting van de Vondellaan) en de Torenlaan vrij was van enig verkeer en

- niet, of in onvoldoende mate zicht te hebben op het verkeer en verkeersdeelnemers rijdende op de Torenlaan (komende uit de richting van de Stadhouderslaan, en gaande in de richting van de Vondellaan) en aldaar voorzichtigheid te betrachten, nu het zicht op de

Torenlaan ernstig werd belemmerd door een bomenrij geplaatst in de berm en

- de oversteek van het fietspad over de Torenlaan (nabij het Baarnsch Lyceum) te naderen en
- vervolgens niet te stoppen voor een in zijn rijrichting gekeerd en voor zijn rijrichting en voor zijn verkeer bestemd/geldend rood uitstralend verkeerslicht en
- vervolgens met de door hem bestuurde snorfiets de Torenlaan schuin over te steken (in plaats van gebruik te maken van de oversteekplaats) en
- vervolgens op de rijbaan van de Torenlaan in de richting van de Vondellaan terecht te komen en
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang te verlenen aan een motorrijtuig (personenauto) rijdende op de Torenlaan (komende uit de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de richting van de Vondellaan) terwijl de Torenlaan ter plaatse met borden was aangeduid als voorrangsweg en dit ter plaatse voor bestuurders die de Torenlaan over het fietspad naderden kenbaar is gemaakt met haaientanden en
- vervolgens op de rijbaan van de Torenlaan met de voorkant/zijkant van de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets tegen een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Citroën, type C3 aircross, kenteken [kenteken] ) aan te rijden , waardoor een passagier van de door hem bestuurde snorfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenbreuk (links) en de (linker)heup uit de kom en breuken in de (linker)voet, werd toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het advies van de Raad voor de Kinderbescherming op te volgen en een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Indien de rechtbank overweegt om een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, dan wordt verzocht om deze ook geheel voorwaardelijk op te leggen. Hierbij merkt de raadsman op dat sprake is van tijdsverloop, er goed contact is met het slachtoffer, dat [verdachte] na het ongeluk twee maanden niet mocht rijden van zijn ouders en dat [verdachte] van zijn fouten heeft geleerd. Bovendien noemen de LOVS-oriëntatiepunten voor meerderjarigen een maximale ontzegging van 6 maanden als sprake is van aanmerkelijke schuld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft op 26 maart 2019 een verkeersongeval veroorzaakt. Terwijl [verdachte] op zijn snorfiets reed met zijn vriend [slachtoffer] achterop, heeft hij onvoldoende op de weg en het overige verkeer gelet, waardoor hij bij een oversteek het rode verkeerslicht heeft genegeerd en in botsing is gekomen met een personenauto. De gevolgen van het gedrag van [verdachte] zijn voor zijn vriend [slachtoffer] het zwaarst geweest. [slachtoffer] moest ten gevolge van het ongeval worden geopereerd aan zijn bekken en linkervoet. Gelukkig is [slachtoffer] inmiddels zo goed als genezen, zoals de vader van [slachtoffer] ter zitting verklaarde, en is de relatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] nog steeds goed.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van [verdachte] blijkt dat hij een blanco strafblad heeft. Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 maart 2020 blijkt bovendien dat [verdachte] goed functioneert en dat er verder geen bijzonderheden zijn. De Raad adviseert een voorwaardelijke taakstraf op te leggen als stok achter de deur.
De rechtbank volgt dit advies en zal conform het advies van de Raad een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van twee jaren. De bescherming van de verkeersveiligheid vormt daarnaast aanleiding voor de rechtbank om een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie maanden op te leggen. De rechtbank zal deze ontzegging geheel voorwaardelijk opleggen als waarschuwing voor [verdachte] dat hij in de toekomst beter moet opletten in het verkeer, zeker nu hij bezig is met het behalen van zijn autorijbewijs. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat [verdachte] als gevolg van wat er is gebeurd volledig van het belang van de verkeersveiligheid is doordrongen en het opleggen van een onvoorwaardelijke straf in dit geval geen toegevoegde (pedagogische) waarde heeft.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z van het Wetboek van Strafrecht, en de artikel 6 en 175 van de Wegenverkeerswet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren;
-beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
-bepaalt dat deze straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijverdachte zich voor
het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar
feit;
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3
maanden;
- bepaalt dat deze straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijverdachte zich voor het
einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en S.M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2019 te Baarn als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een snorfiets,
merk Piaggio, type C38, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over het
fietspad gelegen aan de noordoostzijde van de rijbaan van de Torenlaan
(en gekomen ter hoogte van de oversteek nabij het Baarnsch Lyceum),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam,
- ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen om de Torenlaan over
te steken, zich er niet of in onvoldoende mate van te vergewissen dat er
zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de Torenlaan bevonden
(komende uit de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de
richting van de Vondellaan) en/of de Torenlaan vrij was van enig
verkeer en/of
- niet, of in onvoldoende mate zicht te hebben op het verkeer en/of
verkeersdeelnemers rijdende op de Torenlaan (komende uit de richting
van de Stadhouderslaan, en gaande in de richting van de Vondellaan)
en/of aldaar voorzichtigheid te betrachten, nu het zicht (op de
Torenlaan) (ernstig) werd belemmerd door een bomenrij geplaatst in de
berm en/of
- de oversteek van het fietspad over de Torenlaan (nabij het Baarnsch
Lyceum) te naderen en/of
- ( vervolgens) niet te stoppen, althans niet stil te staan voor een in zijn
rijrichting gekeerd en/of voor zijn rijrichting en/of voor zijn verkeer
bestemd/geldend rood uitstralend verkeerslicht en/of
- ( vervolgens) met de door hem bestuurde snorfiets de Torenlaan schuin
over te steken (in plaats van gebruik te maken van de oversteekplaats)
en/of
- ( vervolgens) op de rijbaan van de Torenlaan in de richting van de
Vondellaan terecht te komen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang te verlenen aan
een motorrijtuig (personenauto) rijdende op de Torenlaan (komende uit
de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de richting van de
Vondellaan) (terwijl de Torenlaan ter plaatse met borden was aangeduid
als voorrangsweg en/of dit ter plaatse voor bestuurders die de Torenlaan
over het fietspad naderden kenbaar is gemaakt met haaientanden) en/of
- ( vervolgens) op de rijbaan van de Torenlaan met de voorkant/zijkant
van de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets tegen een motorrijtuig
(te weten een personenauto, merk Citroën, type C3 aircross, kenteken
[kenteken] ) aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een passagier van de door hem bestuurde snorfiets (genaamd
[slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenbreuk (links)
en/of de (linker)heup uit de kom en/of een of meer breuk(en) in de
(linker)voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2019 te Baarn als bestuurder van een
voertuig (te weten een snorfiets, merk Piaggio, type C38, kenteken
[kenteken] ), daarmee rijdende over het fietspad gelegen aan de
noordoostzijde van de rijbaan van de Torenlaan (en gekomen ter hoogte
van de oversteek nabij het Baarnsch Lyceum),
- ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen om de Torenlaan over
te steken, zich er niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat er
zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de Torenlaan bevonden
(komende uit de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de
richting van de Vondellaan) en/of de Torenlaan vrij was van enig
verkeer en/of
- niet, of in onvoldoende mate zicht heeft gehad op het verkeer en/of
verkeersdeelnemers rijdende op de Torenlaan (komende uit de richting
van de Stadhouderslaan, en gaande in de richting van de Vondellaan)
en/of aldaar voorzichtigheid heeft betracht, nu het zicht (op de
Torenlaan) (ernstig) werd belemmerd door een bomenrij geplaatst in de
berm en/of
- de oversteek van het fietspad over de Torenlaan (nabij het Baarnsch
Lyceum) heeft genaderd en/of
- ( vervolgens) niet is gestopt, althans niet heeft stil gestaan voor een in
zijn rijrichting gekeerd en/of voor zijn rijrichting en/of voor zijn verkeer
bestemd/geldend rood uitstralend verkeerslicht en/of
- ( vervolgens) met de door hem bestuurde snorfiets de Torenlaan schuin
over is gestoken (in plaats van gebruik te maken van de oversteekplaats)
en/of
- ( vervolgens) op de rijbaan van de Torenlaan in de richting van de
Vondellaan is terechtgekomen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan
een motorrijtuig (personenauto) rijdende op de Torenlaan (komende uit
de richting van de Stadhouderslaan en gaande in de richting van de
Vondellaan) (terwijl de Torenlaan ter plaatse met borden was aangeduid
als voorrangsweg en/of dit ter plaatse voor bestuurders die de Torenlaan
over het fietspad naderden kenbaar is gemaakt met haaientanden) en/of
- ( vervolgens) op de rijbaan van de Torenlaan met de voorkant/zijkant
van de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets tegen een motorrijtuig
(te weten een personenauto, merk Citroën, type C3 aircross, kenteken
[kenteken] ) is aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 mei 2019, genummerd PL0900-2019088124, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd 1 tot en met 72. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van [verdachte] afgelegd op de terechtzitting van 14 mei 2020
3.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 4 april 2019, pagina’s 38-69.
4.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 4 april 2019, pagina 40A.
5.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 4 april 2019, pagina 45.
6.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 4 april 2019, pagina 59.
7.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] van 1 mei 2019, pagina 27.