ECLI:NL:RBMNE:2020:1973
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een houtskeletwoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 404.000,- per 1 januari 2018. Eiser was van mening dat deze waarde te hoog was en heeft beroep ingesteld nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De taxatiematrix is gebaseerd op vergelijkingen met referentiewoningen van hetzelfde type, waarbij rekening is gehouden met verschillen in gebruiks- en perceeloppervlakte. Eiser voerde aan dat de woning een houtskeletwoning is en dat de marktwaarde daarvan lager zou zijn dan die van traditionele woningen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn stelling niet voldoende had onderbouwd en dat de heffingsambtenaar de waarde adequaat had onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand blijft. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.