ECLI:NL:RBMNE:2020:1935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
16.306983.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door partner met mes tijdens ruzie

Op 28 december 2019 heeft de verdachte haar partner met een mes in de rug gestoken tijdens een ruzie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte rade heeft gehandeld en spreekt haar vrij van poging tot moord en poging tot doodslag. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft verklaard dat zij het mes heeft gepakt om de jas van haar partner te beschadigen, niet om hem te doden. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelt bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook het beslag van het mes verbeurd verklaard. De zaak is behandeld op de terechtzitting van 11 mei 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.306983.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd te P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. L.P.A. Voskuilen, advocaat te Amersfoort naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door met een mes in zijn bovenlichaam te steken,
subsidiair:op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
meer subsidiair:op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het impliciet primair ten laste gelegde, te weten poging doodslag, wettig en overtuigend te bewijzen. De officier acht niet te bewijzen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Er is geen sprake van voorbedachte raad en verdachte heeft geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer danwel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde (poging moord/poging doodslag)
Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een mes in de rug van het slachtoffer (haar echtgenoot) heeft gestoken. Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad danwel willens en wetens (opzettelijk) van het leven heeft willen beroven.
Ten aanzien van een voorwaardelijk opzet geldt dat daartoe bewezen zou moeten worden geacht dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij het slachtoffer zou kunnen doden door hem met een mes in de rug te steken.
Verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer niet van het leven heeft willen beroven maar dat zij enkel zijn (lievelings)jas wilde beschadigen. Beiden hadden die avond veel gedronken en er ontstond een ruzie waarbij het slachtoffer spuugde naar verdachte en haar duwde. Toen het slachtoffer de kamer uit wilde lopen pakte verdachte een mes en stak hem in de rug. Het slachtoffer is daarna op bed gaan liggen en verdachte is in de woonkamer gaan zitten met een huisgenoot. Het slachtoffer heeft geen aangifte willen doen en niet aan het onderzoek mee willen werken. Hij heeft op 15 januari 2020 tegenover de politie verklaard dat hij niet dacht dat het de bedoeling van verdachte was om hem te doden.
Hoewel het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm op zichzelf zou kunnen worden aangemerkt als het hebben van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van haar echtgenoot ook bewust heeft aanvaard. Uit niets blijkt ondubbelzinnig dat de wil van verdachte daadwerkelijk op de dood van haar echtgenoot gericht is geweest of dat zij de dood van haar echtgenoot op de koop toe zou hebben genomen. Het slachtoffer, noch de andere getuigen hebben hierover iets verklaard dat in die richting wijst. Het handelen van verdachte ná het steken, waarbij zij beneden in de woning met een huisgenoot verder heeft gedronken, duidt er ook niet op dat zij de kans op de dood van haar echtgenoot bewust heeft aanvaard. Er blijkt veeleer uit dat verdachte zich niet realiseerde dat haar echtgenoot met levensgevaarlijk letsel in de slaapkamer was achtergebleven, zodat niet gezegd kan worden dat zij de mogelijk dodelijke gevolgen van dat letsel heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Op zaterdag 28 december 2019 omstreeks 00.01 uur kregen diverse politie-eenheden van de
politie-eenheid Midden Nederland de opdracht te gaan naar perceel [adres] te [woonplaats] , waar een vrouw haar man in de rug zou hebben gestoken. [2]
Zij troffen daar in een slaapkamer een man aan die op bed lag en ze zagen dat hij een steekwond in zijn rug had. Geschat was de doorsnee van de steekwond twee (2) centimeter. Op de grond zagen zij een mes dat onder het bloed zat. Van dit mes is een foto gemaakt. [3]
Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer] , geboren op [1986] . [4]
Ter plaatse trof de politie tevens de melder, [getuige 1] , en een huisgenoot, [getuige 2] . Zij verklaarden:
- Rond 20:00 uur was er een ruzie boven geweest. [getuige 2] heeft alleen het geruzie gehoord tussen [slachtoffer] en zijn vrouw maar kon het niet verstaan.
- Iets later zag [getuige 2] zijn huisgenoot [slachtoffer] de keuken binnen lopen. [slachtoffer] vroeg hem om naar zijn rug te kijken aangezien hij gesneden zou zijn.
- [getuige 2] zag dat hij gestoken was en vertelde hem dit.
- [slachtoffer] zou gestoken zijn door zijn vrouw. [5]
Het personeel van de ambulance gaf het slachtoffer te verstaan dat als hij niet mee zou gaan, hij dan zou komen te overlijden. [6] Het slachtoffer is daarop meegenomen naar het ziekenhuis. De aldaar aanwezige verbalisant hoorde de arts en een verpleegkundige overleggen over het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] . Volgens de arts was een van de longen van het slachtoffer geraakt door het mes. Daarom was er een drain in zijn lichaam gebracht om het bloed uit de long te krijgen. De drain zou 24 uur in het lichaam moeten zitten. Als het slachtoffer eerder de drain eruit zou trekken zou er levensgevaar zijn omdat de longen dan vol bloed konden lopen. [7] Een verbalisant heeft één van de verpleegkundigen tevens horen zeggen dat het mes waarmee [slachtoffer] gestoken was zeker 10 centimeter het lichaam binnengedrongen was. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij ruzie had met haar man. Toen hij de slaapkamer uit wilde lopen heeft zij het mes gepakt, hem aan zijn jas vastgepakt en naar zich toegetrokken. Zij had het mes bovenhands vast en heeft het mes naar de jas/rug gebracht. Zij heeft eenmaal gestoken met het mes. Het bebloede mes dat op de foto staat in het dossier is het mes waarmee zij gestoken heeft. [9]
Bewijsoverweging
Voor de vraag of verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft verwond acht de rechtbank van belang dat verdachte op het moment dat zij het mes pakte niet fysiek werd aangevallen maar het slachtoffer zich juist van haar verwijderde. Zij heeft een mes gepakt, hem aan zijn jas naar zich toegetrokken en hem van achteren (hoog) in de rug gestoken. Zij heeft daarbij zodanig veel kracht gezet dat het mes enige centimeters het lichaam is binnengedrongen. Dit blijkt uit de foto van het bebloede mes, het letsel en de uitspraak van de verpleegkundige dat het mes zeker 10 centimeter het lichaam is binnengedrongen. Dat zij de bedoeling had om alleen zijn jas te beschadigen acht de rechtbank in dat licht niet aannemelijk. Het steken met een mes in iemands rug is gericht op het toebrengen van letsel. Tevens is algemeen bekend dat het steken met een mes hoog in de rug waar zich de longen bevinden tot ernstig letsel kan leiden.
Gelet hierop acht de rechtbank het opzet van verdachte bewezen.
De door de ambulanceverpleegkundige en arts genoemde levensbedreigende situatie als er niet medisch zou worden ingegrepen maakt dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
zij
op ofomstreeks 28 december 2019 te [woonplaats] ,
althans in
Nederland,aan [slachtoffer] ,
opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug
/ het
bovenlichaam, heeft toegebracht door
die [slachtoffer] (met kracht) met een mes
, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp,(diep) in de rug
, althans in het bovenlichaam,te
steken
/ te snijden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden: meldplicht bij de reclassering en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, meewerken aan diagnostiek, meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling, meewerken aan middelencontrole en dat alles indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Detentie valt verdachte zwaar. Zij spreekt de taal niet en heeft weinig bezoekmogelijkheden. Ze heeft steeds meegewerkt aan het onderzoek en het recidiverisico is laag. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook niet passend. Haar man heeft geen aangifte willen doen en zij willen samen werken aan een toekomst. De verdediging bepleit een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Indien de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf overweegt dan is verdachte bereid zich aan de voorwaarden te houden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in een ruzie haar man ernstig letsel toegebracht, nadat zij samen veel alcohol hadden genuttigd. Terwijl haar man met zijn rug naar haar toe stond en zich niet kon verdedigen heeft zij met kracht een mes in de rug gestoken. Het is aan de alertheid van haar huisgenoten te danken dat de ambulance op tijd ter plaatse was en men het bloed uit de longen van haar man heeft kunnen verwijderen. Uit de verklaringen van de verpleegkundigen en arts blijkt dat als dat niet was gebeurd het letsel fataal had kunnen zijn. De rechtbank duidt het letsel dan ook als zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier en het rapport van de reclassering is het beeld gerezen dat dit incident heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van huiselijk geweld waarvan verdachte het slachtoffer was. Verdachte, noch het slachtoffer, hebben hierover echter openheid van zaken willen geven, zodat de rechtbank dit niet kan meewegen bij het bepalen van de straf.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 februari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een reclasseringsadvies van
7 mei 2020, opgemaakt door de heer P. van Wijk. Door wisselende verklaringen van de kant van verdachte en het ontbreken van een verklaring van de kant van haar partner (c.q. door het niet willen doen van een aangifte) heeft de reclassering onvoldoende een beeld kunnen krijgen van de mogelijke problematiek binnen de relatie. Er is wellicht sprake van langdurige mishandeling door haar echtgenoot en alcoholgebruik lijkt een ontremmende factor te zijn geweest. De reclassering kan daarom geen goede inschatting maken van het recidiverisico en ook het risico van onttrekking aan de voorwaarden kan niet goed worden ingeschat. Gelet op de ernst van het ten laste gelegde en de vermoedelijke terugkeer naar haar partner in Nederland vindt de reclassering het wenselijk om middels psychische behandeling tot een delictanalyse te komen en de copingvaardigheden van verdachte te vergroten. Bij een gevangenisstraf korter dan een jaar geven zij de rechtbank de volgende voorwaarden in overweging: een meldplicht, ambulante behandeling bij de Waag of soortgelijke instelling en meewerken aan middelencontrole.
Straf
Zoals hiervoor is overwogen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van haar echtgenoot. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en de ernst van het feit met geen andere straf worden volstaan dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij het opzettelijk toebrengen van (zeer) zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Verdachte toont berouw en neemt verantwoordelijkheid voor haar handelen. Zowel verdachte als het slachtoffer hebben verklaard hun relatie voort te willen zetten. De rechtbank ziet in deze omstandigheden en de proceshouding van verdachte reden om het onvoorwaardelijke strafdeel te verlagen en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. Dit alles maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden vindt.
De rechtbank zal aan verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals verzocht door de officier van justitie.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen vindt.

9.BESLAG

De rechtbank zal het mes verbeurd verklaren omdat hiermee het bewezen verklaarde feit is begaan en de teruggave gelasten van de in beslag genomen kleding aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
-
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich zal melden bij de Reclassering van het Leger des Heils Midden Nederland in haar woonomgeving en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* meewerkt aan een diagnostisch onderzoek;
* zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* meewerkt aan middelencontrole.
Verdachte dient zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, waarbij de reclassering van het Leger des Heils opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Beslag

- verklaart het inbeslaggenomen broodmes verbeurd;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
Goednummer 2: G2552014 Sok
Goednummer 3: G2552016 Vest blauw
Goednummer 4: Handdoek oranje
Goednummer 5: G2552024 Vest groen
Goednummer 6: G25520101 rechterslipper Adidas
Goednummer 7: G25520151 Broek
Goednummer 8: G2552005 touw van bovenkleding
Dit vonnis is gewezen door mr. Mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2020.
Mrs Druijf en Gerrits zijn niet in staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] de woorden ‘jij gaat mij nooit meer slaan’ heeft toegevoegd en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans in het bovenlichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten, althans in Nederland, aan [slachtoffer] ,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug/ het bovenlichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans in het bovenlichaam, te steken/ te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 december 2019 te Bunschoten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] de woorden ‘jij gaat mij nooit meer slaan’ heeft toegevoegd en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in zijn rug, althans in zijn
bovenlichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 februari 2020 genummerd PL0900-2019387656 opgemaakt door districtsrecherche Oost-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 25, digitale pagina 51
3.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 38 en foto pag 41
4.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 24
5.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 36
6.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 36
7.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal ten behoeve van de raadkamer, pagina 5
8.Een proces-verbaal van bevindingen, eind proces-verbaal pagina 10
9.Verklaring van verdachte [slachtoffer] ter zitting 11 mei 2020