ECLI:NL:RBMNE:2020:1928
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en motiveringsgebrek in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 1995 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres is in 2009 voor het laatst door het Uwv beoordeeld, waarna haar uitkering werd toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. In oktober 2018 werd eiseres opnieuw door het Uwv opgeroepen voor een herbeoordeling, wat leidde tot een verlaging van haar arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% naar 15-25%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar arbeidsongeschiktheid is onderschat en dat haar psychische klachten zijn verergerd.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, waarbij eiseres en het Uwv hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv onvoldoende gemotiveerd is, omdat er een allergiebeperking in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) ontbreekt. Desondanks concludeert de rechtbank dat eiseres, ook met deze beperking, in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank passeert het motiveringsgebrek, omdat de uitkomst van de herbeoordeling niet anders zou zijn geweest met een aangepaste FML.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het Uwv wel in de proceskosten van eiseres en draagt het Uwv op het betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder op 8 mei 2020, en is niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.