ECLI:NL:RBMNE:2020:1928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
23 mei 2020
Zaaknummer
UTR 19/3441
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en motiveringsgebrek in WAO-zaak

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 1995 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres is in 2009 voor het laatst door het Uwv beoordeeld, waarna haar uitkering werd toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. In oktober 2018 werd eiseres opnieuw door het Uwv opgeroepen voor een herbeoordeling, wat leidde tot een verlaging van haar arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% naar 15-25%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar arbeidsongeschiktheid is onderschat en dat haar psychische klachten zijn verergerd.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, waarbij eiseres en het Uwv hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv onvoldoende gemotiveerd is, omdat er een allergiebeperking in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) ontbreekt. Desondanks concludeert de rechtbank dat eiseres, ook met deze beperking, in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank passeert het motiveringsgebrek, omdat de uitkomst van de herbeoordeling niet anders zou zijn geweest met een aangepaste FML.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het Uwv wel in de proceskosten van eiseres en draagt het Uwv op het betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder op 8 mei 2020, en is niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3441

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.G.C. van Ingen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder.
(gemachtigde: mr. E.F. de Ry van Zuydewijn)

Inleiding

1. Eiseres ontvangt sinds 1995 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Zij is na een eerdere beroepsprocedure voor het laatst door het Uwv beoordeeld in 2009, waarna de uitkering werd toegekend op basis van volledige (80 - 100%) arbeidsongeschiktheid. Bij die beoordeling is aangetekend dat een medisch heronderzoek in oktober 2009 zou moeten plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd.
2. Eiseres is pas in oktober 2018 weer door het Uwv opgeroepen voor een herbeoordeling. Er heeft medisch onderzoek plaatsgevonden, waarna de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een functionelemogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens zijn op basis van een arbeidskundig onderzoek vier theoretische functies geduid die eiseres zou kunnen verrichten. Met het besluit van 12 december 2018 heeft het Uwv op basis daarvan bepaald dat eiseres vanaf 13 februari 2019 niet meer volledig arbeidsongeschikt is, maar dat vanaf dan een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15 - 25% geldt. De WAO-uitkering is daarom verlaagd.
3. Met het besluit van 28 augustus 2019 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld. Vanwege de maatregelen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus kon de zitting van 30 maart 2020 niet doorgaan. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank beslist om de zaak zonder zitting af te doen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak op 16 april 2020 gesloten.

De standpunten van partijen

4. Eiseres vindt dat de beoordeling door het Uwv van haar arbeidsongeschiktheid niet juist is. Zij is niet minder, maar juist meer arbeidsongeschikt geworden. Door de oproep van het Uwv voor het heronderzoek zijn vooral haar psychische klachten weer toegenomen.
5. Het Uwv vindt dat de uitkomst van de herbeoordeling wel klopt en dat eiseres terugvalt tot de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 - 25%. In reactie op de beroepsgronden van eiseres hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog eens naar de zaak gekeken. De verzekeringsarts is het met eiseres eens dat in de FML een beperking had moeten worden aangenomen met betrekking tot haar allergie voor pollen, grassen en huisstofmijt, maar wijst erop dat een belasting met allergenen in de geduide functies niet aan de orde is. De arbeidsdeskundige heeft geschreven dat de functie van assemblagemedewerker elektronische producten toch niet passend is, vanwege de beperking van eiseres met betrekking tot het hanteren van zware lasten. Er kan volgens de arbeidsdeskundige vervolgens echter worden teruggevallen op de overige drie functies.

De beoordeling door de rechtbank

6. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. De rechtbank legt dat hierna uit.
De stukken en de weergave van informatie
7. De gemachtigde van eiseres heeft opgemerkt dat het Uwv in de bezwaarprocedure niet alle dossierstukken heeft opgestuurd. Zij wijst op de beoordeling in december 2018 en op de FML. De rechtbank kan niet achterhalen hoe dit is verlopen, maar verbindt er hoe dan ook geen consequenties aan. In de procedure bij de rechtbank ligt immers de herbeoordeling uit de bezwaarfase voor. Die stukken, maar ook alle eerdere stukken, inclusief de FML, heeft de gemachtigde van eiseres toegestuurd gekregen en zij heeft daarover haar standpunt kunnen innemen.
8. Eiseres vindt het belangrijk dat over haar de juiste informatie geregistreerd wordt. Het Uwv gaat volgens haar nu uit van onjuiste gegevens over persoonlijke gebeurtenissen. Ook dat leidt voor de rechtbank niet tot consequenties in deze procedure. De rapporten van het Uwv zijn een zakelijke weergave van wat eiseres heeft verteld en het is niet onzorgvuldig om dat op deze wijze op te schrijven. Ook als de informatie over haar niet helemaal zou kloppen gaat het bovendien om de medische en arbeidskundige beoordeling, waarop de beslissing over de WAO-uitkering is gebaseerd. De door eiseres genoemde persoonlijke gebeurtenissen zijn voor haar natuurlijk belangrijk, maar zij heeft niet onderbouwd hoe die tot een andere beoordeling hadden moeten leiden.
De psychische klachten
9. Eiseres voert aan dat haar psychische klachten zijn verergerd. De verzekeringsarts had niet van de diagnose depressie moeten uitgaan, maar van PTSS. Er had een urenbeperking moeten worden aangenomen.
10. Het gaat in deze zaak over de toestand van eiseres op 13 februari 2019, de datum in geding. De arts van het Uwv, [A] (onder supervisie van verzekeringsarts [B] ) heeft eiseres enige tijd voor die datum, op 10 oktober 2018 op het spreekuur gezien. Hij heeft haar psychisch onderzocht en zag toen geen aanwijzingen voor ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Na die tijd is eiseres door haar huisarts naar een expertisecentrum voor psychotrauma doorverwezen. De GZ-psycholoog heeft de huisarts op 18 juli 2019 geïnformeerd dat de diagnose PTSS is bevestigd en dat een behandeling zal starten in september 2019.
11. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in haar conclusie dat uit de brief van de GZ-psycholoog niet kan worden afgeleid dat de diagnose PTSS ook op de datum in geding van 13 februari 2019 al bestond. Er is geen reden om te twijfelen aan het psychisch onderzoek dat arts [A] bij eiseres heeft verricht op het spreekuur van 10 oktober 2018. Op basis van wat eiseres aan medische stukken heeft aangevoerd is er ook geen reden om aan te nemen dat de psychische klachten op de datum in geding verslechterd waren in die zin, dat dat tot het aannemen van nadere beperkingen had moeten leiden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep er in haar reactie op de beroepsgronden terecht op wijst dat een diagnose op zichzelf niet leidend is voor het vaststellen van de belastbaarheid in arbeid, maar vooral van belang is voor het inzetten van een behandeling. De rechtbank volgt dus het oordeel van de verzekeringsartsen van het Uwv en de op basis van de psychische klachten door hen vastgestelde beperkingen. Voor een urenbeperking is dan geen aanleiding. De beroepsgrond slaagt niet.
De fysieke klachten
12. Volgens eiseres zijn ook haar fysieke beperkingen onderschat, omdat door de psychische klachten ook de nek- en rugklachten zijn verergerd.
13. Dit standpunt is niet met medische stukken onderbouwd, terwijl dat wel op de weg van eiseres had gelegen. De enkele omstandigheid dat zij zelf ervaart dat zij meer beperkt is, is niet voldoende tegenover het onderzoek van de verzekeringsartsen van het Uwv. De rechtbank volgt dus ook hier hun oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
14. De functie van productiemedewerker vindt eiseres niet passend, omdat zij niet in staat is het werk van collega’s te controleren en omdat dit geen eenvoudig en gestructureerd werk is. De functie van wikkelaar is niet passend, omdat daarin te zwaar getild moet worden. Ook de functie van samensteller kunststof- en rubberproducten is volgens eiseres niet passend, omdat dit een functie met wisselende uitvoeringsomstandigheden is.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgebreid gereageerd op deze beroepsgronden. Per functie is gemotiveerd waarom deze passend is binnen de voor eiseres vastgestelde belastbaarheid. Eiseres heeft niet meer op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gereageerd en de rechtbank volgt diens conclusies en de motivering. Dat leidt tot het oordeel dat ook met het vervallen van de functie van assemblagemedewerker elektrotechnische producten nog voldoende geduide functies overblijven die de besluitvorming kunnen dragen. Deze beroepsgronden slagen niet.
Proceskostenveroordeling
16. Omdat de beperking vanwege allergieën daarin niet was opgenomen, is de FML niet juist. Het besluit van 28 augustus 2019 had met die onjuiste FML daarom een motiveringsgebrek. Uit de voorgaande beoordeling door de rechtbank blijkt dat de inhoudelijke bezwaren die eiseres heeft niet slagen. De rechtbank vindt dat het aannemelijk is dat eiseres door het motiveringsgebrek niet is benadeeld, omdat de uitkomst van de herbeoordeling met een aangepaste FML niet anders zou zijn geweest. De rechtbank zal dit gebrek daarom passeren, met dien verstande dat de FML moet worden gelezen in samenhang met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 november 2019 waarin de aanvullende beperking vanwege allergie is aangenomen.
17. Dit leidt er wel toe dat de rechtbank het Uwv zal veroordelen in de proceskosten van eiseres. Dat zijn de kosten voor de rechtsbijstand die de gemachtigde van eiseres heeft verleend en die worden aan de hand van het wettelijk puntenstelsel bepaald op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet verder aanleiding om te bepalen dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.K. de Bruin, griffier, op 8 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is niet in staat om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.