Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
randvoorwaarde’ een minimale jaarlijkse eigen omzet van € 120.000. In artikel 5 staat een variabele vergoeding, in artikel 5g dat partijen de intentie hebben om additionele afspraken te maken over opties en/of certificaten.
“omdat aan opdrachtgevers niet uit te leggen is (althans niet op een positieve wijze) dat cliënte(n) nog voor uw cliënte zouden werken”.
3.De vorderingen en het verweer in conventie
- De overeenkomst is opgezegd of ontbonden per 1 januari 2019.
- De opgedragen werkzaamheden zijn niet verricht.
- De randvoorwaarde van artikel 3a van de managementovereenkomst dat jaarlijkse een eigen omzet van € 120.000 excl. btw wordt behaald is in 2019 niet vervuld.
- De maatstaven van redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] is fors ingekrompen en kan een vergoeding van bijna € 13.000 incl. btw per maand niet betalen zonder dat [A] declarabele uren maakt bij opdrachtgevers. Zij stelt dat partijen in een impasse verkeren en dat zij heeft geprobeerd, helaas zonder succes, door onderhandelingen uit de impasse te komen.
4.De vordering en het verweer in reconventie
- terugbetaling van € 12.751,50 (de factuur voor consultancy in januari 2019), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- het doen van rekening en verantwoording over de periode september 2018 tot en met december 2018;
- betaling van de kosten van dit geding en de nakosten.