ECLI:NL:RBMNE:2020:1918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
UTR 18/4835
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van geluidsoverlast door horecagelegenheden en bouwwerkzaamheden

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig aan [adres] te [woonplaats], een beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast werd afgewezen. De rechtbank heeft op 8 mei 2020 uitspraak gedaan. Eiseres heeft geluidsoverlast ervaren van bezoekers van horecagelegenheden, met name [locatie 1], en van bouwwerkzaamheden die voor 7.00 uur 's ochtends plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit een bevoegdheidsgebrek vertoonde, maar dat dit gebrek is hersteld door een aanvullende motivering van de burgemeester. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een overtreding van wettelijke voorschriften, waardoor handhaving niet aan de orde was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.312,50. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/4835

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en
de burgemeester van de gemeente Utrechten
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Braxhoven).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen om handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast die zij ondervindt vanaf het perceel [adres] te [woonplaats] (het perceel).
Bij besluit van 21 november 2018 (het bestreden besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders (het college) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] , werkzaam bij de gemeente Utrecht als [functie] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten nader te motiveren en aanvullend onderzoek te doen.
Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 25 juli 2019 een aanvullende motivering op het bestreden besluit ingebracht, waarbij de afwijzing van het verzoek om handhaving is gehandhaafd.
Eiseres heeft nieuwe stukken ingebracht en een reactie gegeven op de aanvullende motivering van verweerder. Partijen hebben vervolgens over en weer op elkaars stukken gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank besloten dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek op 1 april 2020 gesloten.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres woont aan de [adres] te [woonplaats] . Op 24 april 2018 heeft eiseres verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast die volgens haar wordt veroorzaakt door bezoekers van [locatie 1] ( [locatie 1] ) en van de cafés [locatie 2] en [locatie 3] . Daarnaast ondervindt zij geluidsoverlast door de bouwwerkzaamheden die doorgaans voor 7.00 uur beginnen. Daarbij heeft zij aangegeven dat het geluid van alle kanten komt en regelmatig van herkomst verandert. Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen.
Beoordeling van de bevoegdheid
2. Zoals tijdens de zitting met partijen is besproken, is de rechtbank van oordeel dat aan het bestreden besluit een bevoegdheidsgebrek kleeft. In het primaire besluit staat vermeld dat ten aanzien van de geluidsoverlast door bezoekers van de horecagelegenheden de burgemeester bevoegd bestuursorgaan is en ten aanzien van de geluidsoverlast door bouwwerkzaamheden het college bevoegd is. Het primaire besluit is zowel door de burgemeester als het college ondertekend. Het bestreden besluit is echter enkel door het college ondertekend, terwijl in dit besluit ook overwegingen ten aanzien van de horecagelegenheden zijn opgenomen.
3. Naar aanleiding hiervan is de aanvullende motivering van 25 juli 2019 ingebracht. Hierin heeft de burgemeester verklaart dat het bestreden besluit ook namens hem is genomen door ondertekening van de aanvullende motivering. Met deze bekrachtiging is de rechtbank van oordeel dat het bevoegdheidsgebrek van het bestreden besluit is hersteld. Dit betekent wel dat het beroep gegrond is en dat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. Een bekrachtiging achteraf maakt een bevoegdheidsgebrek als in dit geval niet ongedaan, maar dit kan wel aanleiding geven om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Of dat in deze zaak ook kan, zal de rechtbank hierna beoordelen.
Beoordeling van de beroepsgronden
4. Het verzoek om handhaving heeft betrekking op de gestelde geluidsoverlast veroorzaakt door gebruikers van de horecagelegenheden [locatie 1] en van de cafés [locatie 2] en [locatie 3] en geluidsoverlast veroorzaakt door bouwwerkzaamheden. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat een bestuursorgaan alleen bevoegd is om handhavend op te treden als sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Is daarvan geen sprake, dan bestaat geen bevoegdheid tot het aanwenden van bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Daarbij ligt het op de weg van degene die stelt dat sprake is van een overtreding om dit zo concreet mogelijk te onderbouwen en om aanknopingspunten voor onderzoek te bieden. Als het handhavingsverzoek aanknopingspunten biedt op grond waarvan kan worden aangenomen dat mogelijk sprake is van een overtreding, dan ligt het op de weg van het bestuursorgaan om actief te onderzoeken of daarvan inderdaad sprake is. De onderzoeksplicht van een bestuursorgaan gaat niet zo ver dat het bestuursorgaan gehouden zou zijn om ook zonder dat sprake is van concrete aanknopingspunten op grond waarvan kan worden aangenomen dat mogelijk sprake is van een overtreding, dergelijk onderzoek te doen.
- Geluidsoverlast door horecabezoekers
5. Eiseres voert aan dat er sprake is van lawaai afkomstig van [locatie 1] met name door bezoekers die de zij-uitgang gebruiken. Volgens eiseres heeft [locatie 1] toegezegd om de uittocht van vertrekkende bezoekers in de nachtelijke uren alleen te laten plaatsvinden via de uitgang aan het [..] , maar die toezegging wordt niet nagekomen. Eiseres verwijst in dit verband naar het beeldmateriaal op de overgelegde usb-stick. Verder heeft eiseres een publicatie op internet ingebracht over een massale vechtpartij in de nacht van 9 op 10 augustus 2019, waarbij zo’n 1400 feestgangers [locatie 1] verlieten. Daarnaast heeft eiseres een overzicht meegestuurd van meldingen en klachten over [locatie 1] in de periode van 2014 tot en met 2017.
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Binnenstad’. Over de horecagelegenheden [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] heeft de burgemeester in de aanvullende motivering gesteld dat zowel de APV als de Drank- en horecaverordening bevoegdheden bieden om de openbare orde in het openbare gebied te handhaven. De artikelen 2:2 en 2:27 van de APV bieden de buitengewone opsporingsambtenaren de bevoegdheid om personen die op openbare plaatsen de orde verstoren te bekeuren. Verder heeft de burgemeester op grond van artikel 10, eerste lid, onder f, van de Horecaverordening de bevoegdheid om een exploitatievergunning (gedeeltelijk) in te trekken als de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze wordt verstoord door de aanwezigheid van dat bedrijf.
7. In reactie op het beeldmateriaal op de usb-stick heeft de burgemeester gesteld dat uit een paar filmpjes blijkt dat er een wachtrij buiten [locatie 1] staat. Volgens de burgemeester zijn deze filmpjes in ieder geval voor middennacht opgenomen, omdat het concert nog moet aanvangen. Dergelijke activiteiten zijn op deze tijdstippen aanvaardbaar in een uitgaansgebied in het centrum van de stad.
8. De rechtbank ziet geen grond om de burgemeester hierin niet te volgen. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij ook de beelden op de usb-stick heeft bekeken. De betreffende wachtrij van bezoekers van [locatie 1] heeft de rechtbank ook waargenomen die, gelet op de tijdsaanduidingen bij de filmpjes, mogelijk ook na middennacht aanwezig waren. Maar de rechtbank is daarbij niet gebleken dat er sprake is van geluidsoverlast die onaanvaardbaar zou zijn. Op de filmpjes is te zien dat de bezoekers van [locatie 1] daar rond lopen, maar eiseres woont nu eenmaal in een uitgaansgebied in het levendige centrum van de stad. Enige geluidsoverlast in een dergelijk gebied is dus ook te verwachten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door bezoekers eventueel veroorzaakte geluidsoverlast haar woon- en leefsituatie op ontoelaatbare wijze wordt verstoord. Dat eiseres wel geluidsoverlast ervaart, hierover meldingen zijn gedaan en dat er sprake is geweest van een vechtpartij, betekent - hoe vervelend ook - immers niet per definitie dat er sprake is van onaanvaardbare geluidsoverlast. De rechtbank is dus van oordeel dat de burgemeester terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is geweest van een overtreding. De burgemeester heeft in de gestelde geluidsoverlast dan ook geen reden hoeven zien om handhavend op te treden. De beroepsgrond slaagt niet.
- Geluidsoverlast door bouwwerkzaamheden
9. Over de gestelde geluidsoverlast door bouwwerkzaamheden voert eiseres aan dat die bouwwerkzaamheden voor 7.00 uur in de ochtend al plaatsvinden. Zij wijst op een aantal meldingen die zij bij verweerder heeft gedaan. Verder bevinden zich op de overgelegde usb-stick ook filmpjes, waaruit zou blijken dat er sprake is van lawaai door bouwwerkzaamheden.
10. De rechtbank heeft de usb-stick bekeken met filmpjes van de bouwwerkzaamheden. In deze filmpjes ziet de rechtbank weliswaar aanwijzingen dat voor 7.00 uur bepaalde werkzaamheden worden uitgevoerd, maar uit de overgelegde stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het college zich naar aanleiding van de meldingen voldoende heeft ingespannen om na te gaan in hoeverre er sprake is van een overtreding. Zo hebben twee inspecteurs naar aanleiding van de meldingen van eiseres op 30 oktober 2019 rond 6.00 tot 6.40 uur en op 3 september 2019 rond 6.25 tot 7.13 uur controles uitgevoerd. Van deze controles is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarin is opgenomen welke route de inspecteurs hebben gelopen en wat zij hebben waargenomen. Uit deze processen-verbaal blijkt dat er op die momenten geen geluidsoverlast is geconstateerd door bouwgerelateerde activiteiten voor 7.00 uur. Wel heeft de inspecteur op 3 september om 6.53 uur gezien dat op de bouw-hub (gezamenlijk knoop - en opslagpunt van de bouwers) een vrachtwagen ter bevoorrading van bouwmaterialen met draaiende motor stond te wachten. De inspecteur heeft de chauffeur hierop aangesproken en ook aan zijn opdrachtgever gemeld dat dit niet de bedoeling is. Verder zijn er geen concrete aanknopingspunten op grond waarvan kan worden aangenomen dat mogelijk sprake is van een overtreding. De meldingen van eiseres zijn onvoldoende om te kunnen spreken van concrete overtredingen waarnaar onderzoek kan worden verricht. Er is niet (en kan niet) worden aangegeven door wie precies een overtreding is begaan of zal worden begaan. Het college heeft het handhavingsverzoek van eiseres ook op dit punt terecht afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande en alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht van handhaving heeft afgezien. De beroepsgronden van eiseres slagen dus niet. Dit betekent dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand laat.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere schriftelijke reactie in beroep met een waarde per punt van € 525,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2020 door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
(
de rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.