ECLI:NL:RBMNE:2020:1913

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
UTR 19/5077
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verweerder had op 20 november 2019 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 17 april 2020 heeft verweerder dit besluit ingetrokken, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft ingestemd met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder tevens veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, waarbij de uitspraak niet op een openbare zitting is gedaan vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5077

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: E. Smit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 1 mei 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 20 november 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Bij besluit van 17 april 2020 is verweerder teruggekomen op het besluit van 20 november 2019 en heeft hij dit besluit ingetrokken. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3
.Verweerder heeft in zijn reactie ingestemd met een veroordeling in de proceskosten overeenkomstig het Bpb.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47, - te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

- De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is op 18 mei 2020 gedaan door mr. N.M.H. van Ek in aanwezigheid van
J.T. Boddeus, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.