In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verweerder had op 20 november 2019 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 17 april 2020 heeft verweerder dit besluit ingetrokken, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft ingestemd met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder tevens veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, waarbij de uitspraak niet op een openbare zitting is gedaan vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.