ECLI:NL:RBMNE:2020:1895

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
20/614
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser(es) had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, welke uitspraak op bezwaar op 4 december 2019 bekend was gemaakt. Eiser(es) diende het beroepschrift echter pas op 3 februari 2020 in, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser(es) in een brief van 12 februari 2020 gevraagd om een verklaring voor de te late indiening, maar eiser(es) kon geen geldige reden aanvoeren. Eiser(es) stelde dat het beroep tijdig was omdat het gericht was tegen de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019, maar de rechtbank kon deze redenering niet volgen. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen geldige reden was om het beroep alsnog inhoudelijk te behandelen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend, aangezien het beroep niet inhoudelijk is behandeld. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/614

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser(es)] , te [woonplaats] , eiser(es),

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser(es) tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 december 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser(es) is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is de uitspraak op bezwaar bekendgemaakt op 4 december 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 15 januari 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 3 februari 2020. De rechtbank heeft op 12 februari 2020 een brief gestuurd aan eiser(es), waarin zij schrijft dat het beroepschrift buiten de termijn van zes weken is ontvangen en zij eiser(es) verzoekt om kenbaar te maken waarom het beroepschrift na afloop van de termijn is ingediend. Eiser(es) heeft daar bij brief van 14 februari 2020 op geantwoord dat er een identieke uitspraak op bezwaar is van 23 december 2019, maar dat het beroep ziet op de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019 en dus tijdig is. De rechtbank kan dit niet volgen. Zoals hiervoor overwogen liep de beroepstermijn van zes weken na 4 december 2019 tot en met 15 januari 2020 en is het beroepschrift pas op 3 februari 2020 ontvangen. Het beroepschrift is dus te laat ingediend. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser(es) niets aan kan doen.
4. Eiseres heeft geen geldige reden gegeven waarom zij te laat was. Zij heeft zich alleen op het standpunt gesteld dat het beroepschrift op tijd is ingediend omdat het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019 en niet tegen de identieke uitspraak op bezwaar van 23 december 2019. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent dat het beroep van eiser(es) niet inhoudelijk al worden behandeld.
5. Voor zover eiser(es) heeft bedoeld dat het beroep wél is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 23 december 2019, geldt het volgende.
6.. Eiseres heeft bij haar brief van 14 februari 2020 de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019 en een brief van verweerder van 23 december 2019 overgelegd. Zoals eiser(es) zelf ook schrijft is de brief van 23 december 2019 identiek aan de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019. Dat brengt mee dat brief van 23 december 2019 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Op grond van dat artikel wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publieksrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld een handeling die naar haar aard op een rechtsgevolg is gericht. Het rechtsgevolg voor eiser(es), namelijk dat de WOZ-waarde van zijn of haar woning wordt gehandhaafd, is immers al ingetreden met de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019. In de brief van 23 december 2019 herhaalt verweerder slechts zijn standpunt dat hij al met de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019 heeft ingenomen. Omdat de brief van 23 december 2019 geen besluit is, kan daar geen beroep tegen worden ingesteld bij de rechtbank. Dus, ook als eisers beroep heeft willen instellen tegen de brief van 23 december 2019, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier, op 15 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak voor zover nodig alsnog in het openbaar uitgesproken.
de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.