ECLI:NL:RBMNE:2020:1895
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser(es) had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, welke uitspraak op bezwaar op 4 december 2019 bekend was gemaakt. Eiser(es) diende het beroepschrift echter pas op 3 februari 2020 in, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser(es) in een brief van 12 februari 2020 gevraagd om een verklaring voor de te late indiening, maar eiser(es) kon geen geldige reden aanvoeren. Eiser(es) stelde dat het beroep tijdig was omdat het gericht was tegen de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019, maar de rechtbank kon deze redenering niet volgen. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen geldige reden was om het beroep alsnog inhoudelijk te behandelen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend, aangezien het beroep niet inhoudelijk is behandeld. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.