In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan over de toekenning van een omgevingsvergunning voor het samenvoegen van meerdere winkelpanden in Utrecht. Eiseres, een supermarktexploitant, was het niet eens met de verleende vergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan niet in strijd was met de geldende beheersverordening. De rechtbank stelde vast dat de aanpassingen aan de panden, waaronder het doorbreken van tussenmuren, niet expliciet in de beheersverordening waren geregeld, maar dat dit niet betekende dat het niet was toegestaan. De rechtbank benadrukte dat de beheersverordening is bedoeld om bestaande bouwwerken te behouden en dat de wijzigingen aan de panden ook onder het voorgaande bestemmingsplan waren toegestaan.
De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend, omdat er geen sprake was van een weigeringsgrond zoals genoemd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet in strijd was met de systematiek van de beheersverordening, aangezien de bestemming van de supermarkt zowel binnen de verschillende besluitsubvlakken was toegestaan. Eiseres had geen gegronde redenen om aan te nemen dat de vergunning in strijd was met de beheersverordening, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.J. Naus.