ECLI:NL:RBMNE:2020:186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
16/153201-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van een ex-partner door stelselmatig contact en bedreigingen

Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van haar ex-partner, [aangever]. De belaging vond plaats in de periode van 18 april 2019 tot en met 26 juni 2019, waarbij de verdachte meermalen telefonisch contact heeft gezocht met [aangever], zowel anoniem als via derden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat [aangever] duidelijk had gemaakt geen contact meer te willen, haar ex-partner op verschillende manieren heeft benaderd, waaronder via WhatsApp-berichten en door hem op te zoeken op zijn werk en bij zijn ouders. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangever] en getuigen als voldoende geacht om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte heeft geen inzicht getoond in de ongeoorloofdheid van haar gedrag, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 113 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met [aangever]. De benadeelde partij, [aangever], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen direct verband was tussen de schade en het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/153201-19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [woonplaats] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 oktober 2019, 11 december 2019 en 8 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. D. Simo, advocaat te Culemborg, alsmede de benadeelde partij [aangever] naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [aangever] in de periode van 18 april 2019 tot en met 26 juni 2019 te Barneveld en/of Veenendaal en/of Nieuw-Lekkerland.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van veelvuldig, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangever [aangever] . De verklaring van aangever is onbetrouwbaar, omdat deze bestaat uit onwaarheden over zijn relatie met verdachte, over de psychische gesteldheid van verdachte en over het al dan niet hebben van contact van aangever met verdachte. Ook de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn onbetrouwbaar. Verdachte kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze getuigen overleg met aangever hebben gehad, nu zij gelijkluidend verklaren en hun verklaringen niet worden ondersteund door ander bewijs. Er was verder geen sprake van een contactverbod met verdachte. Het staat ook niet vast dat aangever tegen verdachte heeft gezegd dat hij geen contact meer met haar wilde onderhouden. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die meerdere keren anoniem heeft gebeld naar aangever. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal maar vier keer naar aangever heeft gebeld en er is geen bewijs dat de (overige) telefonische contacten die door aangever worden genoemd in de aangifte, hebben plaatsgevonden.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
Aangever [aangever] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Tijdens mijn relatie met [verdachte] heb ik samen met haar onze zoon genaamd [kind verdachte] gekregen. [2]
Op 18 april 2019 omstreeks 14.33 uur, 15.57 uur en 16.18 uur heeft [3] [verdachte] mij anoniem gebeld. Als [verdachte] mij anoniem belt, doet ze dat altijd een paar keer achter elkaar, vandaar weet ik dat zij het was. Ik hoorde ook dat [verdachte] mijn voicemail had ingesproken.
Op 19 april 2019 omstreeks 17.30 uur was ik op mijn werk in [plaats 1] . Ik zag dat [verdachte] samen met een vriend van haar genaamd [getuige 4] bij mij op het werk langskwam. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat [kind verdachte] weg moest, omdat hij gevaar liep.
Op 23 april 2019 en 26 april 2019 ben ik door [verdachte] gebeld. Ik zag dat dit anonieme gesprekken waren.
Op 30 april 2019 heb ik diverse Whatsappberichten ontvangen van een vriendin van [verdachte] , genaamd [vriendin verdachte] . [vriendin verdachte] verklaart in opdracht van [verdachte] berichten naar mij toe te moeten sturen. Deze berichten kwamen op mij nogal bedreigend over, omdat ik las dat ze helemaal in de war is en ze gaat maar door, ze gaat steeds verder.
In de nacht van 1 mei 2019 op 2 mei 2019 is [verdachte] aangehouden. Voor haar aanhouding heeft zij mij nog gebeld. Mijn vrouw [vrouw van aangever] heeft toen de telefoon opgenomen. Ik hoorde van [vrouw van aangever] dat [verdachte] weer zei dat ik en [kind verdachte] [4] gevaar liepen en weg moesten gaan. [vrouw van aangever] en [kind aangever] (onze jongste zoon) zouden wel thuis kunnen blijven. Dit kwam voor ons over als een bedreiging, want ik moest weg samen met [kind verdachte] . Diezelfde dag belde [verdachte] mij weer op. [verdachte] heeft toen mijn voicemail ingesproken. Ze zei dat ik weg moest en dat ik gevaar liep.
Tussen 1 mei 2019 en 8 mei 2019 heeft [getuige 4] nog een paar keer geprobeerd telefonisch contact met mij op te nemen.
Op 14 mei 2019 werd ik gebeld door [getuige 4] . Ik hoorde dat [getuige 4] mijn voicemail had ingesproken. Ik hoorde dat [getuige 4] het volgende zei: “Hey [aangever] met [getuige 4] . Ik ben net gebeld door [verdachte] uit de inrichting. Ehm, ze vraagt mij of ik jou wil bellen. (…)”.
Op 21 mei 2019 werd ik weer gebeld door [getuige 4] met hetzelfde telefoonnummer. [5]
Op 23 mei 2019 werd ik gebeld door [verdachte] . [verdachte] belde met het volgende nummer: [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer bleek later van haar broer in [plaats 2] te zijn. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat [kind verdachte] in veiligheid gebracht moest worden. Ik heb toen gezegd wat ze moest doen, naar Jeugdzorg gaan en haar verantwoording nemen. Ik heb toen opgehangen. Ik ben daarna nog vier keer gebeld door bovenstaand nummer om 15.16 uur. In deze minuut heeft zij mij meerdere keren gebeld. Ik weet zeker dat [verdachte] mij bleef bellen, omdat ze nog iets wilde zeggen.
Op 29 mei 2019 om 10.23 uur, werd ik gebeld door een anoniem nummer. Op 31 mei 2019 om 18.40 uur ben ik gebeld door [telefoonnummer 2] . Dit is het nummer van [verdachte] , mijn telefoon heeft dit nummer automatisch geblokkeerd.
Op 4 juni 2019 om 15.00 uur ben ik gebeld door [verdachte] , telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Op 6 juni 2019 om 21.13 uur ben ik een keer door een anoniem nummer gebeld.
Op 7 juni 2019 om 19:34 uur ben ik een keer gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 8 juni 2019 om 13.16 uur ben ik twee keer gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 10 juni 2019 om 14:06 uur ben ik een keer gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 11 juni 2019 ben ik zes keer gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 12 juni 2019 ben ik zes keer gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 13 juni 2019 ben ik twee keer gebeld door een anoniem nummer. [vrouw van aangever] heeft mijn telefoon opgenomen met "hallo". Door [verdachte] werd er gevraagd naar [aangever] . [vrouw van aangever] heeft daarna de verbinding verbroken. Ik heb van mijn collega [getuige 3] gehoord dat [verdachte] op mijn werk is geweest. Ik hoorde van mijn collega [getuige 3] dat [verdachte] was geweest en had gevraagd waar ik was. [6]
Ik hoorde van mijn moeder, genaamd [moeder slachtoffer] , dat [verdachte] bij hun woning is geweest. [verdachte] stond daar over de schutting heen te kijken. [verdachte] zou gezegd hebben dat Jeugdzorg achter [kind verdachte] aan zit en dat [kind verdachte] in veiligheid gebracht dient te worden.
Op 15 juni 2019 ben ik vier keer gebeld door een anoniem nummer. Aan het eind van de middag is [verdachte] op de voetbalvereniging in [plaats 1] geweest. Ik heb dit van een vriend van mij genaamd [vriend aangever] gehoord. Ik hoorde dat [verdachte] op zoek was naar mij.
Op 18 juni 2019 om 13.46 uur, 14.05 uur heeft [verdachte] mij gebeld met nummer [telefoonnummer 3] . Om 14.07 uur kreeg ik een sms-bericht van hetzelfde nummer met de tekst: 'Hoe is het met [kind verdachte] !!!'. Om 14.39 uur stuurde ik terug: 'wie is dit?' Om 14.39 uur kreeg ik een sms-bericht terug met de tekst: 'Ik [aangever] .... [verdachte] !!!?!'. Om 14.40 uur kreeg ik nog een tekstbericht met: 'help me aub'.
Op 19 juni 2019 ben ik om 10.49 uur en 10.50 uur gebeld door een anoniem nummer.
Op 20 juni 2019 om 02:47 uur kreeg ik van [verdachte] van telefoonnummer [telefoonnummer 3] het volgende sms-bericht: "De tijd is om! Je mag nu de vruchten dragen van het door mij omgedraaide dossier! Want meten met twee maten zal indien je nog iets consiëntie en besef van jou aandeel die corrigeerde tik wel geven! GOD IS LIEFDE iedereen zonder LIEFDE is NIKS, waardeloos! Geen waarde! Wegwerpen dus". Om 02:49 uur kreeg ik van hetzelfde nummer nog een sms-bericht met de tekst: "En wie mij naait of heeft genaaid die naait voorgoed zichzelf! Goed en lekker ook of niet?? X x x x the end".
Op 24 juni 2019 was ik aan het werk in [plaats 1] . Ik ben aan het werk en ik zie opeens [verdachte] langsfietsen. Ze fietste recht naar mij toe. Ik hoorde haar zeggen dat ik haar moest helpen en dat [naam] weg was. [7]
Aangever [aangever] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
U heeft in de aangifte verklaard dat u op 18, 19 en 23 april 2019 anoniem bent gebeld en dat het [verdachte] zou moeten zijn geweest. Hoe wist u dat?
Ik ging ervanuit dat zij dat was. Zij is de enige die bij wijze van 100 keer achter elkaar anoniem belt. Ik word eigenlijk nooit anoniem gebeld. [verdachte] was in die periode ook aardig bezig met mij bellen en mij constant lastig vallen met andere nummers. Zij belde dan steeds anoniem. Ik heb ook een keer opgenomen toen er anoniem werd gebeld en toen had ik haar ook aan de lijn. Toen had ik in de gaten dat zij het was. Ik weet dus uit ervaring dat als ik veel anoniem wordt gebeld, dat het [verdachte] is. [8]
Hebt u richting [verdachte] aangegeven dat u geen contact met haar wil?
Dat heb ik duidelijk aangegeven. Ze heeft me opgezocht op mijn werk en ik heb een paar keer gezegd dat ik daar niet van gediend was. Ze ging maar door. Ik heb heel vaak tegen haar gezegd dat ze mij met rust moest laten. [9]
Geschriften, inhoudende een WhatsApp-bericht van aangever naar verdachte en de reactie van verdachte:
17-4-2019:
[aangever] : Dag [verdachte] wij zullen elkaar niet meer spreken jou tijd is klaar en genoeg [10]
Verdachte: [aangever] . Denk na hij is in gevaar. [11]
Getuige [vriendin verdachte] (een vriendin van verdachte) heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
In het tweede bericht van boven staat een bericht: “Hoi [aangever] . Ik ben [vriendin verdachte] een vriendin van [verdachte] .’ Heeft u dat bericht gestuurd?
Ja, dat ben ik zelf geweest.
Ik heb alle berichten afkomstig van nummer [telefoonnummer 4] zelf gestuurd. Ik zie ook berichten staan die ik heb doorgestuurd op verzoek van [verdachte] , daar schrijf ik bij: “doorgestuurd op verzoek van [verdachte] .’’
Waarom heeft u die berichten doorgestuurd op verzoek van [verdachte] ?
Omdat zij dat vroeg. [12]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 30 mei 2019:
Ik heb telefonisch contact gezocht met de bewindvoerder van [verdachte] . Ik begreep later dat dit meneer [bewindvoerder] was. Ik hoorde dat bewindvoerder [bewindvoerder] mij het volgende vertelde:
- Ik weet dat [verdachte] nu bij haar broer verblijft;
- Haar broer woont in [plaats 2] en zijn telefoonnummer is [telefoonnummer 5] . [13]
Getuige [getuige 2] (de moeder van aangever) heeft bij de politie het volgende verklaard:
[verdachte] is bij mij thuis geweest. Volgens mij was het op 13 juni 2019. Ik weet dat zij op die dag ook op het werk bij [aangever] is geweest. Ik zag opeens dat [verdachte] over de schutting van onze tuin naar ons keek. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Zij zitten achter [kind verdachte] aan." Toen mijn man vroeg wie er achter [kind verdachte] aan zaten, hoorde ik dat [verdachte] zei dat dit bureau Jeugdzorg was. [14]
Getuige [getuige 3] (een collega van aangever) heeft bij de politie het volgende verklaard:
A: Ik liep op 13 juni 2019 op ons werkterrein. Ik werk samen met [aangever] . Ik zag een vrouw ons terrein op komen lopen. Zij heet [verdachte] , de ex-vriendin van [aangever] . Toen wij bij elkaar stonden vroeg zij aan mij of [aangever] er ook was. Ik zei dat hij er niet was. Zij vroeg mij meermalen waar hij wel was.
V: Ik heb van mijn collega's van de politie [plaats 1] begrepen dat deze vrouw gisteren, 24 juni 2019, ook op uw werk geweest is?
A: Dat klopt. Ik zag dezelfde vrouw, [verdachte] , op een mountainbike het terrein op komen fietsen. Ik zag dat zij met [aangever] in gesprek was. [15]
Getuige [getuige 1] (een vriend van aangever) heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik stond op het voetbalveld achter de bar van de voetbalclub [voetbalclub] . Dat was op 15 juni 2019. Ik zag een vrouw bij de bar komen staan. Zij is de ex-vrouw van mijn vriend [aangever] . Zij vroeg mij toen of [aangever] op de voetbalclub was. Dat vroeg zij meermalen. Ik zei dat ik dat niet wist. [16]
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] :
0: In de telefoon van getuige [getuige 4] is te zien dat contact [aangever] [plaats 1] op 13 juni 2019 twee keer is gebeld. Dat is geweest om 18.15 uur en 18.16 uur. [17]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op donderdag 27 juni 2019 hoorden wij (de rechtbank leest: de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ) [broer aangever] zeggen:
'Dinsdagavond 25 juni hoorde ik mijn man zeggen dat [verdachte] , de ex-vriendin van mijn broer, [aangever] , voor de deur stond. Ik hoorde mijn man zeggen dat ze een brief had. Ik hoorde mijn man later tegen mij zeggen dat [verdachte] had gevraagd of ik het eerst wilde doorlezen en het daarna aan [aangever] wilde geven. [verdachte] heeft de brief aan mij gegeven omdat het
contact met [aangever] erg moeilijk is. Ze probeert altijd op alle manieren in contact te komen met hem, op zijn werk of bij zijn ouders.’
Wij laten [broer aangever] de brief zien die [aangever] ons op donderdag 27 juni 2019 had gegeven. Wij (de rechtbank leest: de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ) hoorden [broer aangever] zeggen dat dat de brief is die [verdachte] aan haar man had gegeven op dinsdag 25 juni 2019. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 januari 2020 het volgende verklaard:
Ik ben op 23 mei 2019 naar mijn broer in [plaats 2] gegaan. Ik heb [vriendin verdachte] opdracht gegeven om contact op te nemen met [aangever] . Op 13 juni 2019 en 24 juni 2019 heb ik [aangever] opgezocht bij zijn werk. Het klopt dat ik een brief heb geschreven, en dat ik bij de zus van [aangever] heb aangebeld en de brief aan haar heb gegeven, met het verzoek om de brief aan [aangever] te geven.

Bewijsoverwegingen

Betrouwbaarheid getuigen
De rechtbank is van oordeel dat de raadsvrouw niet heeft onderbouwd waarom de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zouden zijn. De stelling van verdachte dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] overleg zouden hebben gehad met aangever voordat zij een verklaring hebben afgelegd, is speculatief en niet op feiten gebaseerd. Het verweer wordt bovendien niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank ziet ook overigens geen redenen om de verklaringen van deze getuigen als onbetrouwbaar te beschouwen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaringen bruikbaar zijn voor het bewijs.
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat ook de verklaring van getuige [getuige 4] niet betrouwbaar is. De rechtbank zal deze verklaring niet gebruiken voor het bewijs. Het aangevoerde hoeft daarom geen nadere bespreking.
Betrouwbaarheid aangever
De verklaringen van aangever [aangever] worden op essentiële onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank heeft daarom geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Dit maakt dat de rechtbank aangever ook volgt in de delen van zijn verklaring die zien op de (anonieme) telefonische contacten tussen verdachte en aangever. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat aangever hierover niet de waarheid heeft verklaard.
Belaging
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 17 april 2019 is door aangever aan verdachte een WhatsApp-bericht gestuurd waaruit blijkt dat aangever geen contact meer met verdachte wilde. Vervolgens heeft verdachte in een periode van ruim twee maanden aangever meermalen telefonisch benaderd. Zo blijkt uit de aangifte dat aangever tussen 23 mei 2019 en 12 juni 2019 meermalen is gebeld door het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 1] . Uit de verklaring van getuige [bewindvoerder] volgt dat dit telefoonnummer toebehoort aan de broer van verdachte die in [plaats 2] woont. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij in die periode bij haar broer in [plaats 2] verbleef, acht de rechtbank bewezen dat verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] meermalen aangever heeft gebeld. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die aangever meermalen anoniem heeft gebeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever door het anonieme nummer vaak meermalen achter elkaar wordt gebeld en verdachte een keer de voicemail heeft ingesproken. Ook heeft de partner van aangever de verdachte eenmaal aan de telefoon gehad nadat deze met het anonieme nummer had gebeld. Verdachte heeft ook meermalen Whatsappberichten naar aangever gestuurd met daarin onsamenhangende teksten. Verder heeft zij derden opdracht gegeven om aangever te benaderen. Tot slot heeft zij aangever meermalen opgezocht op zijn werk, bij zijn ouders en bij de voetbalvereniging en bij zijn zus een brief voor hem bezorgd.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank wijst in het bijzonder nog op de inhoud van de Whatsappberichten en op de vele facetten (gezin, werk, vrije tijd) van het persoonlijke leven van aangever waarop verdachte invloed heeft gehad. Uit het feit dat verdachte op steeds verschillende wijzen contact heeft gezocht met aangever en zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij geen contact met hem kon krijgen, blijkt dat verdachte moet hebben geweten dat aangever geen contact met haar wilde. Dat er geen sprake was van een contactverbod tussen verdachte en aangever maakt dit niet anders. De rechtbank acht gelet op al het voorgaande bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 18 april 2019 tot en met 26 juni 2019 te Barneveld en/of Veenendaal en/of Nieuw-Lekkerland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door
- veelvuldig die [aangever] telefonisch te benaderen en door derden te laten benaderen en daarbij (indien telefonisch contact tot stand) kwam tegen die [aangever] te zeggen dat die [aangever] en/of [kind verdachte] (het kind van die [aangever] en verdachte) in gevaar zou zijn en
- meermalen die [aangever] WhatsApp en/of sms berichten te sturen en/of via derden te laten doorsturen naar die [aangever] met daarin negatieve en/of onsamenhangende teksten en
- die [aangever] , meermalen, opgezocht bij diens werkgever en/of aldaar aangesproken en
- een familielid (zus) van die [aangever] benaderd en aangesproken met het doel haar contact te laten opnemen met die [aangever] en haar een geschrift gegeven met het verzoek om dat geschrift aan die [aangever] te geven, waarna dat geschrift aan die [aangever] is afgegeven en
- meer locaties (waaronder een voetbalveld en/of de woning van de ouders van die [aangever] ) waar die [aangever] een bezoek aan zou kunnen brengen, opgezocht en daar naar toe is gegaan en aldaar navraag heeft gedaan naar die [aangever] met het oogmerk die [aangever] , te dwingen iets te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Belaging.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 113 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering, een contactverbod met [aangever] en een locatieverbod voor zijn woning.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen zonder bijzondere voorwaarden of een gevangenisstraf korter dan het voorarrest. In geval een voorwaardelijke straf wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde ‘verplicht meewerken aan begeleiding door Veilig Thuis/SAVE’, heeft de raadsvrouw verzocht deze voorwaarde alleen te laten zien op [kind verdachte] . De raadsvrouw vindt een contact- en locatieverbod niet nodig, omdat verdachte uit zichzelf al geruime tijd geen contact meer heeft opgenomen met aangever.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-partner. Zij heeft hem over een periode van ruim twee maanden veelvuldig gebeld, zijn voicemail ingesproken en berichten gestuurd. Ook heeft zij derden daartoe opdracht gegeven. Daarnaast heeft verdachte contact gezocht met de ouders en zus van aangever om zo met hem in contact te komen en heeft zij het werk en de voetbalvereniging van aangever bezocht. Door haar handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangever. Uit zijn slachtofferverklaring blijkt dat niet alleen aangever, maar ook zijn vrouw en kinderen hevige angstgevoelens ondervonden en dat de belaging een grote impact heeft gehad op hun dagelijks leven. Verdachte heeft op geen enkele wijze laten zien dat zij beseft dat haar gedrag ongeoorloofd en ongewenst was. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 14 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportage van 5 november 2019, opgemaakt door psychiater A.W.M.M. Stevens en psycholoog R.W. Blaauw. Uit de rapportage blijkt dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. De psychiater en psycholoog hebben geadviseerd verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van 7 november 2019, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . De reclassering schat het recidiverisico als gemiddeld in en is van mening dat toezicht op de relatie tussen verdachte en haar ex-partner en op de omgangsregeling met de kinderen nodig is om recidive te voorkomen. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en verplicht meewerken aan begeleiding door Veilig Thuis/SAVE.
Gelet op de ernst van het feit is een gevangenisstraf passend en geboden. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarbij zal de voorwaarde verplicht meewerken aan begeleiding door Veilig Thuis/SAVE alleen zien op [kind verdachte] , het kind van aangever en verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij bereid is mee te werken aan deze voorwaarden. De rechtbank zal daarnaast een contactverbod met aangever opleggen en een locatieverbod rondom de woning van aangever. Met deze verboden beoogt de rechtbank dat aangever, zijn vrouw en hun kinderen rust in hun leven krijgen. De rechtbank begrijpt dat een contactverbod met aangever praktische moeilijkheden oplevert waar het gaat om verdachtes omgang met hun kind [kind verdachte] . De rechtbank zal daarom bepalen dat er uitsluitend contact tussen verdachte en aangever mag plaatsvinden met betrekking tot [kind verdachte] via Veilig Thuis/SAVE. Deze voorwaarden zijn niet bedoeld als vergelding, maar zijn erop gericht om herhaling te voorkomen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 113 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld die zijn geadviseerd door de reclassering en een contact- en locatieverbod.

BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.611,05. Dit bedrag bestaat uit € 1.611,05 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 25,00 voor de gemiste zwemlessen van [kind verdachte] . Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen tot een door de rechtbank te bepalen bedrag. De officier van justitie heeft voor het overige gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit niet eenvoudig is vast te stellen. De behandeling van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 270 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
gevangenisstraf een gedeelte van 113 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* medewerking verleent aan de begeleiding door Veilig Thuis/SAVE voor zover dit ziet op [kind verdachte] en zich houdt aan de afspraken met en voorwaarden van Veilig Thuis;
* zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich gedurende de proeftijd onthoudt van enig contact (direct en indirect) met [aangever] , geboren op 28 september 1983. Het contact tussen verdachte en [aangever] met betrekking tot [kind verdachte] vindt uitsluitend plaats onder toezicht van Veilig Thuis/SAVE;
* zich gedurende de proeftijd niet ophoudt binnen een straal van 100 meter rond het adres Assendelfterlaan 4, 3772 PG Barneveld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • verklaart [aangever]
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2020.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 18 april 2019 tot en met 26 juni 2019 te Barneveld en/of Veenendaal en/of te Nieuw-Lekkerland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door
- veelvuldig, althans meermalen die [aangever] telefonisch te benaderen en of door derden te laten benaderen en/of daarbij (indien telefonisch contact tot stand) kwam tegen die [aangever] te zeggen dat dat die [aangever] en/of [kind verdachte] ( het kind van die [aangever] en verdachte) in gevaar zou zijn en/of
- veelvuldig, althans meermalen die [aangever] WhatsApp en/of sms berichten te sturen en/of via derden te laten doorsturen naar die [aangever] met daarin negatieve en/of onsamenhangende teksten en/of
- die [aangever] , meermalen, opgezocht bij diens werkgever en/of aldaar aangesproken en/of
- een of meer familieleden ( moeder en/of zus) van die [aangever] benaderd en/of aangesproken met het doel hen contact te laten opnemen met die [aangever] en/of hen een geschrift gegeven met het verzoek om dat geschrift aan die [aangever] te geven, waarna dat geschrift aan die [aangever] is afgegeven en/of
- een of meer locatie’s (waaronder een voetbalveld en/of de woning van de ouders van die [aangever] ) waar die [aangever] een bezoek aan zou kunnen brengen, opgezocht en/of daar naar toe is gegaan en/of aldaar navraag heeft navraag heeft gedaan naar die [aangever] met het oogmerk die [aangever] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2019 en 9 juli 2019, genummerd PL0900-2019185280, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 137. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 5.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 7.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 8.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 9.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 10.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] op 25 juni 2019, p. 11.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] bij de rechter-commissaris, p. 2 (afzonderlijk genummerd).
9.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] bij de rechter-commissaris, p. 3 (afzonderlijk genummerd).
10.Een geschrift, inhoudende een Whatsappbericht van aangever naar verdachte, p. 135.
11.Een geschrift, inhoudende een Whatsappbericht van aangever naar verdachte, p. 136.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin verdachte] bij de rechter-commissaris, p. 2 (afzonderlijk genummerd).
13.Het proces-verbaal gesprek bewindvoerder, p. 57.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] op 25 juni 2019, p. 84.
15.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 86.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 82.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 81.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] met als bijlage een brief, p. 40 t/m 52.