Uitspraak
[verzoeker 1] , te [woonplaats]
[verzoeker 2] , te [woonplaats]
[derde-partij], te [woonplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 6 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers om voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen de verkorting van de begunstigingstermijn door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], zijn betrokken bij een handhavingsprocedure die is gestart na een verzoek om handhaving van een derde-partij. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verkorting van de begunstigingstermijn van twee jaar naar zes maanden door verweerder niet evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot deze verkorting, waarbij de belangen van de verzoekers zijn afgewogen tegen de handhavingsbelangen van de gemeente. De verzoeken om voorlopige voorziening worden afgewezen, wat betekent dat de gemeente haar handhavingstraject kan voortzetten. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken.