ECLI:NL:RBMNE:2020:1846

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
UTR 20/1128
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. gevestigd in Almere, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een besluit van verweerder van 24 januari 2020. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het griffierecht niet heeft betaald.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de indiener van een verzoek om voorlopige voorziening verplicht is het griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden voldaan. In dit geval heeft verzoekster een aangetekende brief ontvangen op 26 maart 2020, waarin zij werd verzocht het griffierecht binnen twee weken te betalen. Ondanks deze gelegenheid heeft verzoekster nagelaten het griffierecht te voldoen en heeft zij geen geldige reden opgegeven voor dit verzuim.

Aangezien het griffierecht niet op tijd is betaald, kon de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk behandelen en heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. De uitspraak is op 30 april 2020 gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1128

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Engels),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: C. Haan).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van verweerder van 24 januari 2020.

Overwegingen

1. In deze zaak worden partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekster heeft namelijk het griffierecht niet betaald. De voorzieningenrechter kan de zaak daarom niet inhoudelijk behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening moet griffierecht betalen. Dit volgt uit artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald (artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, vijfde lid, van de Awb). Het hele bedrag moet binnen de gestelde termijn bijgeschreven zijn op de rekening van de rechtbank of binnen die termijn betaald zijn op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit volgt uit de artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb. Dat is alleen anders als voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven.
4. Bij aangetekend verzonden brief van 26 maart 2020 is verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit de track & trace gegevens van PostNL is gebleken dat de brief op het adres van de gemachtigde van verzoekster is bezorgd, waarbij is aangetekend voor ontvangst. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de brief door de gemachtigde van verzoekster is ontvangen.
5. Verzoekster heeft het griffierecht niet betaald en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht.
6. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.