ECLI:NL:RBMNE:2020:1838

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
16-029113-20 en 16-248950-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door middel van babbeltrucs gericht op willekeurige slachtoffers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2020, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten van oplichting en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van babbeltrucs willekeurige slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen. De tenlastelegging omvat onder andere oplichting van een echtpaar in Amersfoort voor een bedrag van € 75,- en van een pastoor in Leusden voor € 50,-. De verdachte heeft zich voorgedaan als een bekende van de slachtoffers en hen misleid door te zeggen dat hij dringend geld nodig had. Tijdens de zitting op 29 april 2020 heeft de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, de verdachte beschuldigd van deze feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.E.R. Geurts, vrijspraak heeft bepleit voor een van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbare persoonlijkheid van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder bedragen voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-029113-20 en 16-248950-19 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] , [woonplaats] ,
gedetineerd te Grave in P.I. Grave.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 5 december 2019 in Amersfoort meermalen [aangever 1] en zijn echtgenote heeft opgelicht voor een bedrag van in totaal € 75,-
feit 2:op 14 november 2019 in Leusden de pastoor van de [parochie] heeft opgelicht voor een bedrag van € 50,-
feit 3:in de periode van 5 januari 2020 tot en met 6 januari 2020 in Amersfoort meermalen [aangever 2] heeft opgelicht voor een bedrag van in totaal € 65,-
feit 4:op 12 januari 2020 in Amersfoort € 20,- van [aangever 3] heeft gestolen
feit 5:op 16 januari 2020 in Amersfoort € 230,- van [aangever 4] heeft gestolen door met haar pinpas te pinnen
feit 6:op 23 oktober 2019 in Amersfoort [aangever 5] heeft opgelicht voor een bedrag van € 15,50
feit 7:op 23 oktober 2019 in Amersfoort [aangever 6] heeft opgelicht voor een bedrag van € 50,-
feit 8:op 19 november 2019 in Leusden [aangever 7] heeft opgelicht voor een bedrag van € 50,-
feit 9:op 24 november 2019 in Leusden [aangever 8] heeft opgelicht voor een bedrag van € 85,-
feit 10:op 14 november 2019 in Leusden [aangever 9] en haar echtgenoot heeft opgelicht voor een bedrag van € 20,-
feit 11:op 22 oktober 2019 in Amersfoort [aangever 10] heeft opgelicht voor een bedrag van € 20,-

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Er is sprake van één kennelijke leugen van verdachte en dat is genoeg om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een samenweefsel van verdichtsels, nu verdachte zijn eigen naam en telefoonnummer heeft gegeven aan aangever en verder alleen heeft gezegd dat zijn moeder in het ziekenhuis was opgenomen en dat hij snel naar Utrecht moest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het hem onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. Verdachte heeft in de parochie zijn echte naam en telefoonnummer verstrekt aan aangever. In zoverre is geen sprake van een onware mededeling door verdachte. De enkele valse mededeling van verdachte dat zijn moeder in het ziekenhuis lag en dat hij snel naar Utrecht moest, is onvoldoende om te kunnen spreken van een samenweefsel van verdichtsels, dan wel van een van de andere in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht genoemde oplichtingsmiddelen, waardoor de pastoor is bewogen tot de afgifte van het geld.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Feiten 1 en 3 t/m 11
Verdachte heeft de onder 1 en 3 t/m 11 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1]
feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2]
feit 4
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3]
feit 5
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4]
Gelet op het verdedigingsbelang van verdachte strekt het naar het oordeel van de rechtbank te ver om het hier tenlastegelegde “een geldbedrag van € 230,-” als kennelijke verschrijving te lezen van “een geldbedrag van € 250,-”, zoals door de officier van justitie ter terechtzitting is verzocht. Een dergelijke verandering had naar het oordeel van de rechtbank middels een wijziging van de tenlastelegging dienen te worden gevorderd, hetgeen niet is gebeurd.
feit 6
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5]
feit 7
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6]
feit 8
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 7]
- een proces-verbaal bevindingen [9] .
feit 9
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8]
feit 10
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 9]
feit 11
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10]

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 december 2019 te Amersfoort, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] ende echtgenote van [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal € 75,-, door:
- te zeggen dat hij een zoon van de familie [familie] was en
- te zeggen zijn huis- en autosleutels in de woning lagen, en
- te zeggen dat hij dringend naar Utrecht moest en
- te zeggen dat hij dringend naar Hilversum moest omdat hij zijn vrouw en pasgeboren kindje
moest ophalen en
- te doen alsof hij het verkregen geldbedrag zou terugbetalen;
3.
in de periode van 5 januari 2020 tot en met 6 januari 2020 te Amersfoort, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal € 65,-, door:
- zich voor te stellen als een zoon van de familie [familie] , en
- te zeggen dat zijn vrouw een ongeluk heeft gehad en dat hij dringend naar Utrecht moest,
en
- te zeggen dat hij zijn bankpas vergeten was en
- te zeggen dat hij naar het UMC moest en
- te doen alsof hij het verkregen geldbedrag zou terugbetalen;
4.
op 12 januari 2020 te Amersfoort, een geldbedrag van € 20,-, dat toebehoorde aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 16 januari 2020 te Amersfoort, een geldbedrag van € 230,-, dat toebehoorde aan [aangever 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een hoger bedrag dan was afgesproken te pinnen met de pinpas van die [aangever 4] ;
6.
op 23 oktober 2019 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 15,50, door:
- te zeggen dat hij de buurman [aangever 2] huizen verderop was, en
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en
- te zeggen dat hij naar zijn moeder in Leidsche Rijn moest, en
- te doen alsof hij het verkregen geldbedrag zou terugbetalen;
7.
op 23 oktober 2019 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 50,-, door:
- te zeggen dat hij de buurman wonende boven de kapper was, en
- te zeggen dat hij zijn huissleutel op zijn werk had laten liggen, en
- te zeggen dat hij met de taxi naar Utrecht moest, en
- te doen alsof hij het verkregen geldbedrag zou terugbetalen;
8.
op 19 november 2019 te Leusden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 50,- door:
- te zeggen dat hij een reservesleutel moest ophalen bij een vriend, en
- te zeggen dat hij [naam] heette, en
- te doen alsof hij het verkregen geldbedrag zou terugbetalen;
9.
op 24 november 2019 te Leusden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 85,- door:
- te zeggen dat hij kort geleden in de buurt was komen wonen, en
- te zeggen dat hij zijn OV-kaart bij zijn vader in Utrecht was vergeten, en
- te zeggen dat hij naar zijn vrouw moest in het ziekenhuis, en
- te doen alsof hij het te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
10.
op 14 november 2019 te Leusden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de echtgenoot van [aangever 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 20,-, door:
- te zeggen dat hij de buurman van de [adres ] was, en
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en
- te zeggen dat hij naar zijn moeder in Utrecht moest, en
- te doen alsof hij het te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
11.
op 22 oktober 2019 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 10] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 20,-, door:
- te zeggen dat hij de bovenbuurman was, en
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en
- te zeggen dat hij geld nodig had om naar zijn moeder te gaan, en
- te doen alsof hij het te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 3 t/m 11 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1, 3,
telkens, oplichting, meermalen gepleegd
feiten 6, 7, 8, 9, 10, 11
telkens, oplichting
feit 4
diefstal
feit 5
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling voor de psychische- en verslavingsproblematiek, meewerken aan beschermd wonen bij Oranjeborg of soortgelijke instelling, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan een middelencontrole.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft spijt van zijn handelen. Hij heeft de feiten gepleegd om te kunnen voorzien in zijn drugsverslaving. Verdachte heeft een kwetsbare persoonlijkheid, hetgeen ook blijkt uit het persoonlijkheidsonderzoek waarbij een autistische stoornis en een cognitieve beperking bij hem is gediagnosticeerd. Verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering en accepteert hierbij hulpverlening. Hij staat achter het advies van de reclassering en ziet in dat hij deze mate van begeleiding nodig heeft om op het rechte pad te blijven.
De verdediging verzoekt, gelet op dit alles, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel van 4 maanden en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan het voorwaardelijke deel van de straf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een tijdsbestek [aangever 2] maanden acht maal schuldig gemaakt aan oplichting van willekeurige slachtoffers en twee maal aan diefstal. Verdachte is daarbij telkens naar de woningen van de slachtoffers gegaan, heeft daar aangebeld/-geklopt en heeft hen, door een beroep te doen op hun goedgeefsheid en goede trouw, door middel van babbeltrucs geld afhandig gemaakt. Door zijn optreden heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens geschaad. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 9 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte al meermalen voor soortgelijke vermogensdelicten is veroordeeld (laatste veroordeling van 2 mei 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden). De rechtbank houdt daar in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ ERW Novadic Kentron van 24 april 2020. Hierin wordt verwezen naar recent diagnostisch onderzoek van Inforsa naar de persoon van verdachte. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat bij verdachte sprake is van een autistische stoornis samen met een cognitieve beperking. Verdachte kan hierdoor situaties niet goed overzien en heeft een beperkte coping en draagkracht. Verdachte ervaart problemen en instabiliteit op meerdere leefgebieden. De reclassering verwacht dat dit gestabiliseerd kan worden door middel van intensieve begeleiding in een omgeving waarin sprake is van een duidelijke en aanhoudende structuur en ritme. In het verleden is gebleken dat verdachte in een dergelijke gestructureerde setting goed functioneert. Verdachte is gemotiveerd een gedragsverandering te ondergaan en accepteert hulpverlening.
De reclassering heeft bij IFZ een indicatie aangevraagd voor beschermd wonen en deze is ook afgegeven voor een plaatsing bij Oranjeborg. Idealiter gaat verdachte na zijn detentie direct over naar Oranjeborg, maar de reclassering heeft op het moment van het uitbrengen van het advies nog geen uitsluitsel mogen ontvangen over een concrete plaatsingsdatum. De reclassering verwacht dit wel op korte termijn.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte en de bij hem bestaande problematiek, zoals in voornoemd reclasseringsadvies is beschreven.
Verder heeft de rechtbank, omdat landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor oplichting ontbreken, gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Wat betreft de diefstal en de diefstal door middel van een valse sleutel heeft de rechtbank, gelet op de met oplichting vergelijkbare omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd, geen aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor diefstal, maar eveneens aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats, namelijk een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het genoemde reclasseringsadvies, te weten een meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), beschermd wonen, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist. Dit hangt samen met de omstandigheid dat verdachte voor feit 2 is vrijgesproken.

10.BENADEELDE PARTIJ

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [aangever 1] (feit 1): hij vordert een bedrag van € 75,- bestaande uit materiële schade;
  • [parochie] (feit 2): namens de parochie wordt een bedrag van € 50,- bestaande uit materiële schade gevorderd;
  • [aangever 2] (feit 3): hij vordert een bedrag van € 65,- bestaande uit materiële schade;
  • [aangever 4] (feit 5): zij vordert een bedrag van € 250,- bestaande uit materiële schade;
  • [aangever 8] (feit 9): zij vordert een bedrag van € 335,-, bestaande uit € 85,- materiële schade en € 250,- immateriële schade.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [aangever 1] , de [parochie] , [aangever 2] en [aangever 4] geheel dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [aangever 8] tot vergoeding van haar materiële schade dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden afgewezen, omdat de vordering op dat punt onvoldoende is onderbouwd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de [parochie] af te wijzen, indien de rechtbank verdachte vrijspreekt voor dit feit. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 4] en [aangever 8] voor wat betreft het materiële deel. De vordering van [aangever 8] tot vergoeding van immateriële schade dient te worden afgewezen, althans niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van de hiervoor onder 1, 3, 5 en 9 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze schade op:
  • € 75,- voor [aangever 1] ;
  • € 65,- voor [aangever 2] ;
  • € 250,- voor [aangever 4] ; en
  • € 85,- voor [aangever 8] .
De vordering van benadeelde [aangever 4] acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Het bewezenverklaarde feit ziet op de gekwalificeerde diefstal van € 230,-. Echter, de rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de schade van [aangever 4] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, € 250,- bedraagt, nu dat het bedrag is dat verdachte heeft gepind en niet blijkt dat verdachte de benadeelde dit (gedeeltelijk) heeft terugbetaald. Die schade komt daarom volledig voor vergoeding in aanmerking.
Benadeelde [aangever 8] wordt wat betreft het immateriële deel van de schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, nu onvoldoende is onderbouwd dat zij door het bewezenverklaarde feit onder 9 lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De [parochie] wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, nu verdachte is vrijgesproken voor het feit waarvoor schadevergoeding is gevorderd (feit 2).
De rechtbank zal de toewijsbare vorderingen tot de genoemde bedragen toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de pleegdatum tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 4] en [aangever 8] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de respectievelijke bedragen van € 75,-, € 65,-, € 250,-, € 85,-, telkens te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het feit tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 1 dag, 1 dag, 5 dagen en 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 30 oktober 2019 (parketnummers 16-248950-19 en 16-254924-19 (gev. ttz) is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 1 maand.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze eerder aan verdachte opgelegde gevangenisstraf.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 3 t/m 11 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 3 t/m 11 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 3 t/m 11 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering in de regio waar hij verblijft en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen voor zijn psychische problematiek bij een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener in de regio waar hij verblijft, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die kliniek/zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zich onder behandeling zal stellen voor zijn verslavingsproblematiek bij een verslavingszorginstelling of een soortgelijke zorgverlener in de regio waar hij verblijft, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten in Oranjeborg of een andere instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [aangever 1] ten aanzien van feit 1
- wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 75,- (zegge vijfenzeventig euro);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat
€ 75,- (zegge vijfenzeventig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
Benadeelde partij [parochie] ten aanzien van feit 2
- verklaart de [parochie] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [aangever 2] ten aanzien van feit 3
- wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van € 65,- (zegge vijfenzestig euro);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 65,- (zegge vijfenzestig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 4] ten aanzien van feit 5
- wijst de vordering van [aangever 4] toe tot een bedrag van € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
Benadeelde partij [aangever 8] ten aanzien van feit 9
- wijst de vordering van [aangever 8] ten dele toe tot een bedrag van € 85,- (zegge vijfentachtig euro);
- verklaart [aangever 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 8] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 8] aan de Staat € 85,- (zegge vijfentachtig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-248950-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 30 oktober 2019 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-Baaziz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Amersfoort, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] en/of de echtgenote [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal € 75,-, door:
- te zeggen dat hij een zoon van de familie [familie] was en/of
- te zeggen zijn huis- en/of autosleutels in de woning lagen, en/of
- te zeggen dat hij dringend naar Utrecht moest en/of
- te zeggen dat hij dringend naar Hilversum moest omdat hij zijn vrouw en pasgeboren kindje
moest ophalen en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2019 te Leusden, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de pastoor van de [parochie] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 50,-, door:
- te zeggen dat zijn moeder was opgenomen in het ziekenhuis, en/of
- te zeggen dat hij snel naar Utrecht moest, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 6 januari 2020 te Amersfoort, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal € 65,-, door:
- zich voor te stellen als een zoon van de familie [familie] , en/of
- te zeggen dat zijn vrouw een ongeluk heeft gehad en dat hij dringend naar Utrecht moest,
en/of
- te zeggen dat hij zijn bankpas vergeten was en/of
- te zeggen dat hij naar het UMC moest en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
4.
hij op of omstreeks 12 januari 2020 te Amersfoort, althans in Nederland, een geldbedrag van EUR 20,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Amersfoort, althans in Nederland, een geldbedrag van EUR 230,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een hoger bedrag dan was afgesproken te pinnen met de pinpas van die [aangever 4] ;
6.
hij op of omstreeks 23 oktober 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 15,50, door:
- te zeggen dat hij de buurman [aangever 2] huizen verderop was, en/of
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en/of
- te zeggen dat hij naar zijn moeder in Leidsche Rijn moest, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
7.
hij op of omstreeks 23 oktober 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 50,-, door:
- te zeggen dat hij de buurman wonende boven de kapper was, en/of
- te zeggen dat hij zijn huissleutel op zijn werk had laten liggen, en/of
- te zeggen dat hij met de taxi naar Utrecht moest, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
8.
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Leusden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 50,- door:
- te zeggen dat hij een reservesleutel moest ophalen bij een vriend, en/of
- te zeggen dat hij [naam] heette, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
9.
hij op of omstreeks 24 november 2019 te Leusden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 85,- door:
- te zeggen dat hij kort geleden in de buurt was komen wonen, en/of
- te zeggen dat hij zijn OV-kaart bij zijn vader in Utrecht was vergeten, en/of
- te zeggen dat hij naar zijn vrouw moest in het ziekenhuis, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
10.
hij op of omstreeks 14 november 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 9] en/of de echtgenoot van [aangever 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 20,-, door:
- te zeggen dat hij de buurman van de [adres ] was, en/of
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en/of
- te zeggen dat hij naar zijn moeder in Utrecht moest, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;
11.
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 10] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 20,-, door:
- te zeggen dat hij de bovenbuurman was, en/of
- te zeggen dat hij zich buiten had gesloten, en/of
- te zeggen dat hij geld nodig had om naar zijn moeder te gaan, en/of
- te doen alsof hij het verkregen/te verkrijgen geldbedrag zou terugbetalen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte:
2.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina’s 28 en 29
3.proces-verbaal van 3 februari 2020, pagina 43 en 44
4.proces-verbaal van 3 februari 2020, pagina 48 en 49
5.proces-verbaal van 3 februari 2020, pagina 52 en 53
6.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 35 en 36
7.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 41 en 42
8.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 46 en 47
9.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 49 en 50
10.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 55 en 56
11.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 60 en 61
12.proces-verbaal van 10 december 2019, pagina 68 en 69