In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 mei 2020, wordt het verzoek van verzoekers om proceskostenvergoeding in het kader van hun beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest afgewezen. Verzoekers hadden op 6 februari 2020 een melding gedaan voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van gezinsopvang. Na een tijdelijke opvang tot 13 februari 2020, hebben verzoekers opnieuw om gezinsopvang verzocht, maar het college heeft hen laten weten dat zij niet in aanmerking kwamen. Verzoekers hebben vervolgens zelf tijdelijke opvang geregeld en op 18 maart 2020 opnieuw om gezinsopvang verzocht, met de mededeling dat zij hun tijdelijke opvanglocatie per 1 april 2020 dienden te verlaten. Op 1 april 2020 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de brief van 24 maart 2020 en een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij zij ook een voorlopige voorziening vroegen.
De rechtbank overweegt dat verzoekers geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening hebben ingediend, waardoor er geen rechtsmiddel openstond tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank concludeert dat het college geen besluit heeft genomen op de melding van 6 februari 2020 en dat verzoekers niet tijdig een aanvraag hebben ingediend. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken voor het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat het rechtsmiddel van bezwaar nog niet openstond voor verzoekers. De rechtbank wijst beide verzoeken om proceskostenvergoeding af.