ECLI:NL:RBMNE:2020:1823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
UTR 19/3002
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had verzocht om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep, nadat verweerder op 6 maart 2020 zijn eerdere besluit van 9 juli 2019 had ingetrokken. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek, maar had in zijn besluit van 6 maart 2020 wel aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.050,-, en heeft tevens bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,- moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. F. van der Wielen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 9 juli 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Bij besluit van 6 maart 2020 is verweerder teruggekomen op het besluit van
9 juli 2019 en heeft hij dit besluit ingetrokken. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3
.Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster, maar heeft in het besluit van 6 maart 2020 wel aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47, - te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

- De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is op 8 mei 2020 gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
de griffier is verhinderd om de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.