ECLI:NL:RBMNE:2020:1799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
C/16/499840 / JE RK 20-617 en C/16/499980 / JE RK 20/636
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen met vervanging van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 april 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen verblijven sinds februari 2019 bij hun grootouders en zijn onder toezicht gesteld tot 25 april 2020. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Dit verzoek is gedaan in het belang van de ontwikkeling van de kinderen, die nog steeds bedreigd wordt. De ouders zijn het niet eens met de verlenging, maar de kinderrechter oordeelt dat de ouders nog onvoldoende in staat zijn om de bedreiging weg te nemen. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van hulpverlening voor de ouders benadrukt, en dat de GI toezicht moet houden op de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder.

Daarnaast heeft de kinderrechter de GI vervangen door het Leger des Heils, omdat de ouders en kinderen niet meer in de regio van de huidige GI verblijven. De kinderrechter heeft de beslissing genomen om de kinderen zo snel mogelijk terug te plaatsen bij de moeder, maar met de nodige begeleiding en toezicht van de GI. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 25 april 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 19 mei 2020. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is aandacht gevraagd voor de omgang tussen de grootouders en de kinderen na de terugplaatsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens:
C/16/499840 / JE RK 20-617 (verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing)
C/16/499980 / JE RK 20/636 (vervanging GI)
datum uitspraak: 21 april 2020
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging uithuisplaatsing en vervanging GI
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, hierna de GI,

gevestigd te Utrecht,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [2016] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2018] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] , hierna te noemen de vader,

feitelijk verblijvende in [woonplaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
mevrouw [grootmoeder] en de heer [grootvader], de pleegouders, hierna te noemen de grootouders,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de rapportages van het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP) van 13 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 16 maart 2020;
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 30 maart 2020 ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, ingekomen bij de griffie op 31 maart 2020;
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 31 maart 2020 ten aanzien van de vervanging van de GI, ingekomen bij de griffie op 2 april 2020;
  • het evaluatierapport van de GI van 16 april 2020;
  • het verweerschrift van de ouders, ingekomen bij de griffie op 20 april 2020.
Op 21 april 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting telefonisch behandeld. Dit in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) waarbij de kinderrechter zo min mogelijk reisbewegingen wil veroorzaken en zo min mogelijk mensen fysiek met elkaar in contact wil brengen. Daarbij heeft de kinderrechter gezamenlijk de volgende personen gehoord:
  • de vader en de moeder met hun advocaat mr. D.G. Peters;
  • mevrouw [A] , vertegenwoordigster van de GI;
  • mevrouw [grootmoeder] , de grootmoeder, en haar tolk mevrouw N. Mohafid;
  • mevrouw [B] , tante en psycholoog van de moeder, aanwezig als luisteraar.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven sinds februari 2019 bij de grootouders vaderszijde.
Bij beschikking van 25 april 2019 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 25 april 2020.
Bij beschikking van 27 september 2019 heeft de kinderrechter het NIFP benoemd tot deskundige en een deskundigenonderzoek bevolen.
Bij beschikking van 7 oktober 2019 is de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 25 april 2020.

Het verzoek

Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met één jaar. Ook heeft de GI verzocht om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden.
De verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens de GI noodzakelijk. De kinderen worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderen ervaren bij de grootouders vaderszijde nu de rust en stabiliteit die zij nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. Gezien het feit dat de komende tijd wordt toegewerkt naar terugplaatsing bij de moeder, is het noodzakelijk dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht kan houden op het verloop van de terugplaatsing en dat zij de terugplaatsing kan begeleiden. Het is voor de kinderen belangrijk dat de rust en stabiliteit bij de terugplaatsing wordt gewaarborgd. Verder is het belangrijk dat beide ouders hulpverlening blijven accepteren en dat de GI toezicht kan houden op het verloop hiervan. De GI prijst de ouders dat zij zo snel een ouderschapsplan hebben opgesteld en ondertekend. De GI maakt zich wel zorgen over hoe de omgang vorm gegeven gaat worden, aangezien de vader nog geen vaste verblijfplaats heeft. De moeder heeft voorgesteld dat de omgang bij haar thuis kan plaatsvinden, maar de GI vindt dat zorgelijk in verband met risico op spanningen en stress tussen de ouders. Dit is niet in het belang van de kinderen. Daarom is het van belang dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd en dat de GI ook toezicht kan houden op het verloop van de omgang.
De verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is volgens de GI ook noodzakelijk. Naar aanleiding van het NIFP-onderzoek vindt de GI het van belang dat er uiteindelijk wordt toegewerkt naar terugplaatsing bij de moeder. Hiervoor is het wel van belang dat de hulpverlening voor de ouders is gestart en dat de terugplaatsing zorgvuldig voorbereid en begeleid wordt. De GI heeft echter ook te maken met richtlijnen die zij moeten volgen, waardoor het vanwege de aangescherpte overheidsmaatregelen omtrent het coronavirus lastig is om de terugplaatsing spoedig te realiseren.
Ten aanzien van het verzoek tot vervanging van de GI
Tot slot heeft de GI verzocht om vervanging van de GI. Volgens de GI moet de ondertoezichtstelling worden overgedragen aan het Leger des Heils. De ouders wonen sinds december 2019 niet meer samen. De moeder woont nu in de buurt van haar familie in [woonplaats] en de vader verblijft in [woonplaats] . Aangezien zowel de ouders als de kinderen niet meer in de regio van Samen Veilig Midden-Nederland wonen, is het nodig om de huidige GI te vervangen. Het Leger des Heils heeft zich bereid verklaard om de uitvoering van de ondertoezichtstelling over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over te nemen. De GI heeft aangegeven dat het Leger des Heils gelijk aan de slag kan en dat er geen wachttijd is.

Het standpunt van belanghebbenden

Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling
De ouders vinden de verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. De ouders werken namelijk vrijwillig mee aan de hulpverlening. Een gedwongen kader is dus niet nodig.
Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing
De ouders zijn het niet eens met het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder is van mening dat zij er klaar voor is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer thuis te hebben. Zij geeft aan dat ze open staat voor hulp en dat zij zich hiervoor wil inzetten. De vader is van mening dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder kunnen wonen. Namens de ouders is naar voren gebracht dat het toewerken naar de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder te lang duurt. Het is niet wenselijk dat de terugplaatsing vanwege de aangescherpte overheidsmaatregelen omtrent het coronavirus nog meer vertraging oploopt.
De grootouders staan open voor een thuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. Zij vinden het wel belangrijk dat er eerst hulpverlening wordt ingezet en dat de terugplaatsing rustig opgebouwd wordt ter voorkoming dat het mis gaat. Ook willen zij graag dat er aandacht komt voor de omgang tussen de grootouders en de kinderen zodra de kinderen weer bij de moeder wonen.
Ten aanzien van het verzoek tot vervanging van de GI
De moeder, de vader en de grootouders zijn het eens met het verzoek van de GI.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van één jaar, tot 25 april 2021. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
Er is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is nog steeds sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De ouders zijn nog onvoldoende in staat om deze bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. De kinderen hebben meerdere malen te maken gehad met spanningen en geweld tussen de ouders onderling en tussen de ouders en de grootouders. Uit het persoonlijkheidsonderzoek van de ouders komt naar voren dat zij op dit moment nog over onvoldoende vaardigheden beschikken om met oplopende spanningen om te gaan. Dit is niet in het belang van de kinderen. Aangezien de kinderen op korte termijn teruggeplaatst worden bij de moeder, is het van belang dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht kan houden op het verloop hiervan. Daarnaast moeten beide ouders starten met hulpverlening zoals geadviseerd in het NIFP-onderzoek. Voor de moeder is dit gespecialiseerde GGZ-hulpverlening en voor de vader is dit FACT. De moeder heeft zich bij de huisarts gemeld voor specialistische GGZ-hulp . De vader heeft verteld dat hij zich heeft aangemeld voor hulpverlening in [woonplaats] . De kinderrechter vindt het positief dat de ouders op dit meewerken aan de hulpverlening. Het is echter wel van belang dat de GI hier in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht op kan houden gezien de wisselende relatie tussen de ouders. Gedurende de ondertoezichtstelling moeten mogelijke spanningen tussen de ouders onderling en tussen ouders en de grootouders worden opgeheven of verminderd. Dit betekent dat de onderlinge communicatie tussen de ouders en de grootouders moet verbeteren, zodat de kinderen de emotionele ruimte krijgen om contact te hebben met beide ouders en de grootouders. De kinderen hebben ruim een jaar bij de grootouders gewoond, dus het is belangrijk dat de bestaande gehechtheidsrelatie tussen hen gerespecteerd wordt en behouden blijft.
Uithuisplaatsing
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en verlengt de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor verblijf in een pleeggezin tot 19 mei 2020. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
Een korte verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Het uitgangspunt van de wet is dat kinderen bij hun ouders moeten opgroeien indien dat mogelijk is. De kinderen verblijven inmiddels al meer dan een jaar bij de grootouders. Het gaat daar goed met de kinderen en zij zijn gehecht aan de grootouders. Uit het NIFP-rapport blijkt dat ook de ouders een adequate emotionele band hebben opgebouwd met de kinderen en dat de kinderen zich vertrouwd en veilig voelen in het contact met de ouders. Verder volgt uit het rapport dat de ouders beschikken over adequate pedagogische vaardigheden en dat er een toekomstig loyaliteitsconflict kan dreigen wanneer de kinderen bij de grootouders blijven wonen. Om deze redenen is een spoedige terugplaatsing bij de moeder noodzakelijk. Het is wel in hun belang dat dit rustig en goed verloopt.
De kinderrechter merkt op dat zij een ingewikkelde afweging moet maken. Iedereen is het er mee eens dat er op korte termijn moet worden teruggewerkt naar terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. De vraag is alleen op welke termijn dit moet gebeuren. In de meest ideale situatie zou er geleidelijk kunnen worden toegewerkt naar de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Onder begeleiding van de GI zou het contact tussen de ouders en de kinderen langzaam uitgebreid kunnen worden, zodat de kinderen rustig aan de overgang van plaatsing bij de moeder kunnen wennen. Echter, gezien de overheidsmaatregelen omtrent het coronavirus, vreest de kinderrechter dat de terugplaatsing bij de moeder op deze manier te lang gaat duren. De mogelijkheden van de hulpverlening om de terugplaatsing bij de moeder geleidelijk te realiseren en om opvoedondersteuning voor de moeder te organiseren zijn beperkt. Bovendien is, vanwege de huidige overheidsmaatregelen omtrent het coronavirus, het fysieke contact tussen de ouders en de kinderen stopgezet en heeft de moeder alleen via videobellen contact met de kinderen. De kinderrechter verwacht niet dat er op korte termijn een fundamentele verandering komt in de overheidsmaatregelen.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het belangrijk dat de kinderen zo snel mogelijk worden teruggeplaatst bij de moeder. Hoe langer de kinderen bij de grootouders verblijven, hoe groter de afstand tussen de moeder en de kinderen wordt. Uit het NIFP-rapport zijn geen grote bezwaren naar voren gekomen waarom de kinderen niet versneld teruggeplaatst zouden kunnen worden bij de moeder. Bovendien blijft de GI gedurende een jaar betrokken in het gezin in het kader van de ondertoezichtstelling, waardoor zij toezicht kunnen houden op het verloop van de terugplaatsing en de moeder waar nodig hulpverlening kunnen bieden. De terugplaatsing van de kinderen bij de moeder moet voorbereid kunnen worden. Om die reden verleent de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing tot 19 mei 2020. Vanaf het moment van terugplaatsing kan, bijvoorbeeld door middel van videobellen, de opvoedondersteuning voor de moeder in gang gezet worden.
Tot slot merkt de kinderrechter op dat er aandacht moet komen voor de omgang tussen de grootouders en de kinderen nadat zij zijn teruggeplaatst bij de moeder. De kinderen hebben daar meer dan een jaar gewoond, waardoor zij een band hebben opgebouwd met de grootouders. Het is niet in het belang van de kinderen dat deze band verslechtert of wordt beëindigd.
Vervanging GI
De kinderrechter zal de huidige GI vervangen door de gecertificeerde instelling het Leger des Heils. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:259 BW de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de Kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
Aangezien de ouders en de kinderen geen van allen nog in de regio van de GI verblijven, vindt de kinderrechter het wenselijk dat de GI wordt vervangen door het Leger des Heils, locatie Zwolle. Het Leger des Heils heeft zich op 31 maart 2020 schriftelijk bereid verklaard om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit te gaan voeren. Geen van de belanghebbenden heeft bezwaar tegen het verzoek en daarom zal de kinderrechter het verzoek toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 25 april 2021;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een pleeggezin, te weten bij oma vaderszijde, met ingang van 25 april 2020 tot uiterlijk 19 mei 2020;
vervangt de GI door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Zwolle;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Clement als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2020.