ECLI:NL:RBMNE:2020:1765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
8216445 MC EXPL 19-10749
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van waarborgsommen na huur van appartementen en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Belgische vennootschap, [eiseres], en een Nederlandse besloten vennootschap, [gedaagde]. De procedure volgde op een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van waarborgsommen die zij had betaald voor gehuurde appartementen van [gedaagde]. De huurperiode liep van mei 2019 tot en met september 2019, en na afloop van de huur ontving [eiseres] niet de volledige waarborgsommen terug. De totale vordering bedroeg € 26.418,63 aan waarborgsommen en € 1.039,19 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de schade die zij claimde te hebben geleden aan de appartementen. De kantonrechter oordeelde dat het op [gedaagde] lag om te bewijzen dat de staat van het gehuurde bij oplevering anders was dan bij aanvang van de huur, en dat het ontbreken van een beschrijving van het gehuurde in strijd was met artikel 7:224 lid 2 BW. Hierdoor werd aangenomen dat [eiseres] het gehuurde in goede staat had opgeleverd.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van de waarborgsommen, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De wettelijke rente over de hoofdsom werd eveneens toegewezen, evenals de kosten van de gemachtigde. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8216445 MC EXPL 19-10749
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
de vennootschap naar Belgisch recht
[eiseres] COMM.V,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] (België),
eisende partij,
gemachtigde: mr. S. Zuurveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde partij,
thans vertegenwoordigd door haar (middellijk) bestuurder [A] ,
(daarvoor bijgestaan door gemachtigde mr. [.] , die zich heeft onttrokken).
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 26 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak is gehouden op 13 maart 2020.
Aan de zijde van [eiseres] zijn verschenen de heer [B] en mevrouw [C] , bijgestaan door mr. Zuurveld voornoemd. Namens [gedaagde] is niemand verschenen.
Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

Inleiding
2.1.
[gedaagde] houdt zich onder meer bezig met het aanbieden van personeelshuisvesting.
2.2.
In de periode mei 2019 tot en met september 2019 heeft [eiseres] voor haar personeel diverse appartementen gehuurd van [gedaagde] . Na het einde van de huurperiode heeft [eiseres] de betaalde waarborgsommen niet (volledig) teruggekregen van [gedaagde] .
Het gaat om de volgende waarborgsommen met betrekking tot appartementen op de volgende locaties:
 Wassenaar € 5.918,63
 Hoofddorp € 5.000,00
 Loosdrecht € 500,00
 Bussum ( [locatie 1] ) € 5.000,00
 Bussum ( [locatie 2] ) € 5.000,00
 Zaandam € 5.000,00
2.3.
De waarborgsommen van in totaal € 26.418,63 zijn tot op heden niet door [gedaagde] terugbetaald.
Vorderingen
2.4.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van € 26.418,63 aan waarborgsommen en € 1.039,19 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 26.418,63 te berekenen vanaf 30 september 2019 tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en het nasalaris.
2.5.
[gedaagde] voert verweer.
2.6.
De kantonrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.
Rechtsmacht
2.7.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. [eiseres] is namelijk een rechtspersoon naar Belgisch recht waardoor de vordering een internationaal karakter draagt.
2.8.
De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), aangezien de gedaagde partij ( [gedaagde] ) gevestigd is in Nederland.
Toepasselijk recht
2.9.
Verder dient te worden beoordeeld welk recht van toepassing is in deze zaak.
De bepaling van het toepasselijk recht dient plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Vo), nu de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009. Omdat niet is gesteld of gebleken dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is op grond van artikel 4 van Rome I-Vo het recht van toepassing van het land waar het gehuurde is gelegen. Aangezien de gehuurde appartementen zijn gelegen in Nederland, is in deze zaak Nederlands recht van toepassing.
Terugbetaling waarborgsommen
2.10.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de waarborgsom binnen veertien
dagen na het verlaten van de woonruimte moet worden terugbetaald door [gedaagde] .
Zo staat ook onder iedere factuur van [gedaagde] :
“ [bedrijfsnaam] B.V. [
kantonrechter: thans genaamd [gedaagde]]
will return the deposit of the house within 14 days after the check-out if there are no damages/broken things or missing items in the house. (…) Also [bedrijfsnaam] will give a detailed invoice of what’s going off the deposit.”
2.11.
Verder is niet in geschil dat de huurperiode van de door [eiseres] gehuurde appartementen al geruime tijd is verstreken. De laatste door [eiseres] gehuurde woonruimte (in Zaandam) is op 29 september 2019 verlaten. [eiseres] heeft onweersproken gesteld en onderbouwd dat [gedaagde] meerdere keren heeft toegezegd dat zij de waarborgsommen zou terugbetalen. Pas na een sommatiebrief van (de advocaat van)
[eiseres] van 30 september 2019, heeft [gedaagde] zich bij (e-mail- en Whatsapp)berichten van
7 en 9 oktober 2019 op het standpunt gesteld dat er sprake is van diverse schade in alle appartementen. De genoemde schade wordt echter door [eiseres] betwist en is door [gedaagde]
– ondanks verzoeken daartoe van [eiseres] – niet (voldoende) onderbouwd.
2.12.
Anders dan [gedaagde] meent, ligt het op de weg van [gedaagde] om te stellen en te bewijzen dat de staat van het gehuurde bij oplevering anders was dan bij aanvang van de huur.
De omstandigheid dat er bij aanvang van de huur geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, betekent namelijk (anders dan [gedaagde] meent) dat moet worden verondersteld dat
[eiseres] het gehuurde in de staat heeft ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst (art. 7:224 lid 2 BW). Hoewel [gedaagde] stelt dat de appartementen ernstig beschadigd en vuil zijn achtergelaten door [eiseres] , heeft zij – ook in deze procedure – nagelaten om dit voldoende te onderbouwen met bijvoorbeeld onderliggende facturen van de herstelkosten en foto’s waaruit blijkt dat de staat van het gehuurde bij aanvang anders was dan bij de oplevering. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [eiseres] de appartementen correct heeft opgeleverd.
2.13.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] gehouden is om de waarborgsommen volledig terug te betalen aan [eiseres] . De vordering met betrekking tot de hoofdsom van € 26.418,63 zal dan ook worden toegewezen.
Nevenvorderingen
2.14.
De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 26.418,63 vanaf
30 september 2019 zal, bij gebreke van afzonderlijke betwisting en als op de wet gegrond, eveneens worden toegewezen.
2.15.
[eiseres] heeft verder een bedrag van € 1.039,19 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. De kantonrechter stelt voorts vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
2.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,38
  • griffierecht € 972,00
  • salaris gemachtigde € 960,00(2 punten x tarief € 480,00)
totaal € 2.018,38
2.17.
Het gevorderde nasalaris zal op de hieronder vermelde wijze worden begroot.

3.Beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen:
  • € 26.418,63 aan waarborgsommen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119a BW, gerekend vanaf 30 september 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 1.039,19 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.018,38, waarin begrepen € 960,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020.