ECLI:NL:RBMNE:2020:1745
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op €422.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van €387.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer is, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiser. Eiser's argumenten werden door de rechtbank niet overtuigend geacht, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.