ECLI:NL:RBMNE:2020:1743
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 390.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 325.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank overwoog dat de waarde in het economisch verkeer de prijs is die bij verkoop zou zijn betaald, en dat de taxatiematrix voldoende rekening hield met de verschillen tussen de woning en referentiewoningen. Eiser had ook aangevoerd dat de eigen aankoopprijs van de woning in 2016 de beste onderbouwing voor de waarde vormde, maar de rechtbank oordeelde dat deze prijs te ver van de waardepeildatum lag om als reëel te worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.