ECLI:NL:RBMNE:2020:1741
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de waarde van de woning was vastgesteld op € 354.000,- per 1 januari 2018. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 305.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank overwoog dat de taxatiematrix de waarde van de woning had bepaald door vergelijking met referentiewoningen en dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiser voerde aan dat zijn eigen aankoopprijs van de woning in 2016 de beste onderbouwing voor de waarde was, maar de rechtbank oordeelde dat deze prijs te ver van de waardepeildatum lag om als reëel te worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.