ECLI:NL:RBMNE:2020:1740

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/4710
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 307.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 215.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank overwoog dat de taxatiematrix de waardeverhouding tussen de woning en referentiewoningen inzichtelijk maakte en dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen in gebruiks- en perceeloppervlakte.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser, waaronder het achterstallig onderhoud en de slechte bouwkundige staat van de woning, meegewogen. Eiser had foto’s overgelegd ter ondersteuning van zijn betoog, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de onderhoudstoestand. De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats ] , eiser

(gemachtigde: A.Öztürk)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

In de beschikking van 28 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats ] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 307.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten en alleen zittingen voor urgente zaken door te laten gaan. De griffier van de rechtbank heeft telefonisch contact gehad met partijen, waarbij zij ermee hebben ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. Partijen hebben dat schriftelijk bevestigd. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 30 april 2020.

Overwegingen

1.De woning is een in 1937 gebouwde hoekwoning met berging. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 94 m2 en ligt op een kavel van 390 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 215.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het achterstallig onderhoud, de gedateerdheid en de slechte bouwkundige staat van de woning. Hij heeft ter ondersteuning van zijn betoog enkele foto’s overgelegd. De rechtbank overweegt dat deze foto’s met name de onderhoudstoestand tonen. Die is door verweerder op matig gesteld. Uit de verkoopprijs van de referentiewoning [adres] die hetzelfde bouwjaar heeft als de woning, maar waarvan de onderhoudstoestand goed is, leidt verweerder een prijs per m2 af van € 2.770,-. Voor de woning hanteert verweerder een prijs van € 2.211,-. Het verschil vertegenwoordigt bij een gebruiksoppervlakte van 94 m2 een waarde van € 52.546,-. Daarbij moet nog worden aangetekend dat deze referentiewoning is opgeleverd zonder keuken. Van de referentiewoning Paduaweg 31 is de onderhoudstoestand evenals die van de woning matig. Uit de verkoopprijs volgt een prijs per m2 van € 2.168,-. Dat is € 43,- lager dan de bij de woning gehanteerde prijs. Het verschil vertegenwoordigt een waarde van € 4.042,-. Gezien de ligging van deze referentiewoning aan een spoorlijn acht de rechtbank dit verschil verklaarbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de door eiser aangevoerde aspecten. De beroepsgrond slaagt niet.
8.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2020 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd te tekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat