ECLI:NL:RBMNE:2020:1717

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
19/4892
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken bezwaarschrift

In deze zaak heeft eiser op 14 november 2019 beroep ingesteld tegen een besluit van de Gedeputeerde Staten van Flevoland, dat op 4 oktober 2019 was genomen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 mei 2020 vastgesteld dat eiser geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen het primaire besluit van 26 maart 2019. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen heeft ingediend, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij geacht moet worden bezwaar te hebben gemaakt, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, en de uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4892

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Stoel),
en

Gedeputeerde Staten van Flevoland, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 14 november 2019 tegen het besluit van verweerder van 4 oktober 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In artikel 6:13 van de Awb staat dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
3. Op 5 mei 2019 heeft de [.] bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van verweerder van 26 maart 2019. Uit dit bezwaarschrift blijkt niet dat dit ook namens eiser is ingediend. Op 21 januari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken kenbaar te maken waarom eiser het redelijkerwijs niet valt te verwijten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
4. Op 4 februari 2020 heeft eiser gereageerd op deze brief. Eiser is van mening dat hij geacht moet worden (ook) zelf bezwaar te hebben ingediend tegen het primaire besluit van 26 maart 2019, omdat eiser als ‘bezwaarde’ wordt aangeduid in het verslag van de hoorzitting van 16 juli 2019. Ook heeft eiser op 29 oktober 2019 een brief ontvangen van de Gedeputeerde Staten van Flevoland waarin zij een melding hebben gemaakt dat de beslissing op bezwaar van 4 oktober 2019 inzake de afwijzing voor een ligplaats in de [naam kanaal] is ontvangen door eiser.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser zelf geen bezwaarschrift heeft ingediend. Dat eiser in het verslag van de hoorzitting als bezwaarde wordt aangeduid en de beslissing op bezwaar toegestuurd heeft gekregen, maakt niet dat eiser ook daadwerkelijk bezwaar heeft gemaakt. Verder merkt de rechtbank op dat uit het bezwaarschrift van de [.] op geen enkele manier blijkt dat het ook namens eiser is ingediend. Omdat eiser geen bezwaar heeft ingesteld bij de Gedeputeerde Staten van Flevoland staat er ook geen beroepsmogelijkheid open bij de rechter.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier, op 8 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.