Uitspraak
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2020 in de zaak tussen
[eiser 1], te [woonplaats] , eiser 1,
[eiser 2], te [woonplaats] , eiser 2,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 24 april 2020, wordt de vertegenwoordiging van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in een bestuursrechtelijke procedure beoordeeld. Eisers, eigenaren van percelen aan de [naam watergang], zijn onderhoudsplichtig volgens de Legger oppervlaktewateren 2018. Ze hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin hun onderhoudsverplichtingen zijn vastgelegd. De rechtbank constateert dat verweerder bij het vaststellen van deze verplichtingen de persoonlijke belangen van eisers niet voldoende heeft betrokken en dat de belangenafweging niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van tien weken. Tevens wordt bepaald dat verweerder niet handhavend zal optreden richting eisers tot de einduitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.