In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 april 2020, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, wordt het beroep van eiser behandeld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. Eiser had op 12 augustus 2019 een bezwaarschrift ingediend, maar verweerder heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken beslist. Eiser heeft verweerder op 25 november 2019 in gebreke gesteld, maar ook daarna heeft verweerder geen besluit genomen. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden en dat verweerder in gebreke is.
De rechtbank stelt vast dat, volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. Aangezien er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken, wordt de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe voor de gemaakte proceskosten en bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.