In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 27 april 2020, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 29 oktober 2019, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiser stelt dat het besluit van 14 juni 2019 naar een verkeerd adres is gestuurd, waardoor hij niet tijdig op de hoogte was van het besluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft aangetoond dat het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank concludeert dat de bezwaartermijn niet is gaan lopen, omdat het besluit niet op het juiste adres is verzonden. Eiser heeft op 7 augustus 2019 kennis kunnen nemen van het besluit, waardoor de bezwaartermijn op dat moment is ingegaan. Het bezwaar is tijdig ingediend op 10 september 2019. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 47,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier.