Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
- de medische verklaring d.d. 25 maart 2020;
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1972, te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot verlening van een zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie, ten aanzien van een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn de betrokkene, zijn advocaat en een arts gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene zorg nodig heeft om zijn fysieke en geestelijke gezondheid te stabiliseren.
De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, en wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af. De machtiging geldt voor een periode van zes maanden, tot en met 6 oktober 2020. De rechtbank oordeelt dat de verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen bereiken. De beslissing is mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020.