ECLI:NL:RBMNE:2020:1704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
500120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van 1 april 2020, waarbij een crisismaatregel was opgelegd aan de betrokkene, geboren in 1938. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. C. Lamphen, en de behandelend arts werden gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die in een kwetsbare situatie verkeert, dringend zorg nodig heeft. De behandelend arts adviseerde tot voortzetting van de crisismaatregel, omdat de betrokkene onvoorspelbaar gedrag vertoont en er een risico is voor de veiligheid van hemzelf en anderen. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 27 april 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/500120 / FA RK 20-2194
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 6 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1938 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C. Lamphen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 1 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 1 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 1 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 6 april 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank gezamenlijk de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mevrouw C. Lamphen, advocaat,
- mevrouw [A] , behandelend arts.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij weer de oude is en hij graag naar huis wil. Het liefst uiterlijk volgende week. De advocaat voegt hier aan toe dat als betrokkene niet naar huis kan vanwege de problemen met zijn echtgenote dat hij dan naar een goede neef kan gaan. Betrokkene is ook van mening dat niet hij, maar zijn echtgenote opgenomen zou moeten worden. Daarnaast heeft betrokkene aan haar verteld dat toen hij in het ziekenhuis heeft gelegen voor zijn hartklachten, er testen zijn gedaan voor dementie. Hieruit is naar voren gekomen dat betrokkene geen dementie zou hebben. De advocaat heeft primair gepleit voor afwijzing van het verzoek. Indien betrokkene moet blijven, is hij daartoe hooguit één week bereid. Zij pleit dan ook subsidiair voor verkorting van de duur van de machtiging voor maximaal één week. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg heeft de advocaat gesteld dat insluiten, onderzoek aan kleding en lichaam, het uitoefenen van toezicht en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten niet nodig zijn.
2.3.
De behandelend arts heeft geadviseerd tot toewijzing van het verzoek. Betrokkene is in het ziekenhuis ingesteld op medicatie. Vervolgens is betrokkene naar huis gegaan, maar daar is het mis gegaan. Betrokkene wil graag naar huis, maar de situatie is nog heel kwetsbaar en hij is pas net in de instelling. Betrokkene is onvoorspelbaar en hij heeft verminderd ziekte inzicht. De medicatie waarop betrokkene is ingesteld heeft ook nog even tijd nodig voordat het effect kan hebben. Als betrokkene naar huis gaat wordt verwacht dat het niet goed zal gaan met zijn echtgenote. De behandelend arts beaamt dat de door de advocaat gestelde vormen van verplichte zorg niet nodig zijn.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een opwindingstoestand in het kader van manische ontremming en (beginnende) dementie. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de volgende vormen van verplichte zorg, te weten:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. De rechtbank ziet geen reden om de duur van de maatregel te beperken. Betrokkene is pas net in de instelling en er moet eerst nog worden gekeken naar de werking van de medicatie en of betrokkene weer naar huis kan als hij stabieler is. Indien de instelling van mening is dat betrokkene eerder naar huis kan, dan kan de instelling daar actief op inzetten. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn echter geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden en aldus geldt tot en met 27 april 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1938 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 april 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.