ECLI:NL:RBMNE:2020:1703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
500117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 april 2020 een verzoek ingediend om de op 1 april 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn de betrokkene, haar advocaat mr. C. Lamphen, en een dokter gehoord. De betrokkene, geboren in 1981 in de Sovjet-Unie, heeft verklaard dat het goed gaat met bepaalde gezondheidsklachten, maar dat ze veel last heeft van brandwonden op haar voeten. Ze gaf aan vrijwillig in het ziekenhuis te willen verblijven totdat haar voeten beter zijn.

De dokter bevestigde dat de betrokkene aanvankelijk in een katatoon beeld verkeerde, maar nu aanspreekbaar is en vrijwillig in het ziekenhuis wil blijven. De arts concludeerde dat er geen acuut gevaar meer is en dat een voortzetting van de crisismaatregel niet nodig is. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zich niet verzet tegen de noodzakelijke zorg en heeft het verzoek tot verplichte zorg afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/500117 / FA RK 20-2192
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 6 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C. Lamphen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 1 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 1 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 1 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 6 april 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank gezamenlijk de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mevrouw C. Lamphen, advocaat,
- mevrouw [A] , dokter.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het ten aanzien van bepaalde gezondheidsklachten goed gaat, maar dat ze veel last heeft van de brandwonden op haar voeten. Hoe zij aan deze brandwonden is gekomen weet zij niet. Betrokkene stelt vrijwillig in het ziekenhuis te willen verblijven, totdat het beter gaat met haar voeten. De advocaat van betrokkene heeft gelet op het voorgaande geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
2.2.
De dokter heeft hier aan toegevoegd dat betrokkene binnen kwam met een katatoon beeld en het niet mogelijk was om contact met haar te krijgen. Om die reden konden er geen afspraken met betrokkene worden gemaakt. Betrokkene is nu aanspreekbaar en de dokter heeft er vertrouwen in dat zij vrijwillig in het ziekenhuis wil verblijven. Indien betrokkene toch zou besluiten weg te gaan, stelt de arts dat er geen sprake meer is van acuut gevaar. Een voortzetting van de crisismaatregel is derhalve niet nodig is.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene zich niet verzet tegen de noodzakelijke zorg. De rechtbank zal het verzoek tot verplichte zorg derhalve afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.