ECLI:NL:RBMNE:2020:1702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
499884
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1983. Dit verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting vanwege de coronacrisis. Tijdens deze zitting werd betrokkene gehoord, evenals zijn advocaat en behandelaar. Betrokkene heeft aangegeven naar huis te willen, maar zijn advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake is van suïcidaliteit en dat er minder bezwarende alternatieven zijn.

De behandelaar gaf aan dat betrokkene lijdt aan een vergevorderde vorm van dementie en dat er een grote angst bestaat voor zelfbeschadiging. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat een voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakte. De rechtbank oordeelde dat de coronacrisis niet de directe aanleiding was voor het verzoek, maar dat deze de procedure wel had versneld. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 14 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/499884 / FA RK 20-2088
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 2 april 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1983, [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. A.S. Fontijn.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 31 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 30 maart 2020;
- de medische verklaring d.d. 30 maart 2020;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de coronacrisis telefonisch plaatsgevonden op 2 april 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , behandelaar.
1.4.
De rechtbank heeft mondeling uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge behandeling uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd naar huis te willen. Als hij in de instelling moet blijven dan zal hij een einde maken aan zijn leven. De advocaat van betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, omdat betrokkene duidelijk te kennen heeft gegeven dat hij naar huis wil. De advocaat voert aan dat de situatie niet anders is, behalve dat er nu een coronacrisis is. Zij stelt ter discussie of er geen minder bezwarende alternatieven mogelijk zijn om betrokkene op te vangen, zoals bijvoorbeeld door vrienden. Daarnaast zijn de zorgen in de medische verklaringen dunnetjes geformuleerd zoals “zou kunnen”. Ook wordt er gesproken over suïcidaliteit, maar betrokkene komt altijd weer thuis als hij aan het zwerven is geweest. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van suïcidaliteit. Die suïcidaliteit is er pas sinds betrokkene is opgenomen.
2.2.
De behandelaar heeft verteld dat betrokkene wisselend emotioneel is. De dementie is in een vergevorderd stadium. Door zijn dementie heeft betrokkene wel ziektebesef, maar geen ziekte-inzicht. Betrokkene uit al langer de wens dat hij een einde aan zijn leven wil maken. Er bestaat een grote angst dat betrokkene zich zelf wat aan doet, maar betrokkene kan ook niet naar huis. De thuissituatie is kwetsbaar, in verband met de kinderen. Een aanvraag voor een rechterlijke machtiging was in voorbereiding, maar de coronacrisis heeft een en ander versneld. De coronacrisis en daarbij horende sociale isolatie maakt dat er geen alternatief is voor de dagopvang.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening te weten de Ziekte van Alzheimer dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstig verstoorde ontwikkeling, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag de agressie van een ander oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit zijn verklaringen tijdens de mondelinge behandeling.
2.7.
De rechtbank is toch van oordeel dat betrokkene opgenomen moet blijven. Een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging werd al voorbereid. De coronacrisis is daarmee niet de directe aanleiding voor het doen van dit verzoek. De coronacrisis heeft het proces enkel versneld.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 14 mei 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 mei 2020.
Deze beschikking is op 2 april 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en op 14 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.