Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] ;
Rechtbank Midden-Nederland
Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 en volgende van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1935, woont op het moment van de procedure thuis en heeft aangegeven dat zij daar wil blijven. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronacrisis, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een casemanager en haar zoon.
De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de casemanager de zorgen over de gezondheid van de betrokkene uiteenzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van lichamelijk letsel, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit te bereiken.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van zes maanden, tot en met 2 oktober 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. J.P.M. Schwillens, met mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.