In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de stichting Mitros, de verhuurder. De huurder had een aanvraag ingediend voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin hij was veroordeeld om zijn woning te ontruimen. De huurder stelde dat hij mogelijk besmet was met het coronavirus en dat ontruiming zou leiden tot een noodtoestand voor hem en zijn gezin. De verhuurder, Mitros, voerde verweer en stelde dat de huurder onvoldoende had onderbouwd dat hij ziek was en dat er nog steeds overlastmeldingen waren ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft de situatie zorgvuldig gewogen. Hij erkende de zorgen van Mitros over de overlast voor omwonenden, maar hield rekening met de gezondheidsrisico's die de coronamaatregelen met zich meebrachten. De rechter oordeelde dat de ontruiming op dat moment maatschappelijk onaanvaardbaar was, gezien de mogelijkheid van besmetting en de gevolgen daarvan voor anderen. De tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter werd geschorst tot 15 mei 2020, met de verwachting dat de huurder tegen die tijd in staat zou zijn om te verhuizen. De rechter wees de gevorderde boete af en compenseerde de proceskosten tussen partijen.