ECLI:NL:RBMNE:2020:1692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
499886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1946. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 31 maart 2020, met bijlagen waaronder een beschikking van de burgemeester en een medische verklaring, beide gedateerd op 30 maart 2020. Vanwege de coronacrisis vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats op 2 april 2020, waarbij de rechtbank de betrokkene, haar advocaat, en twee deskundigen heeft gehoord.

Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangegeven dat zij het prima vindt om zes weken in de instelling te blijven, maar haar advocaat heeft verklaard dat zij niet wil blijven en naar buiten wil. De gedragsdeskundige heeft echter verklaard dat het de bedoeling is dat de betrokkene uiteindelijk terugkeert naar haar normale woonplek, maar dat dit niet mogelijk is zolang de coronamaatregelen van kracht zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door het gedrag van de betrokkene in combinatie met haar verstandelijke handicap en psychische stoornis.

De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 14 mei 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.P.M. Schwillens en schriftelijk uitgewerkt door griffier Z.E.W. Fuchs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/499886 / FA RK 20-2090
Beschikking van 2 april 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1946] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.J. de Vries-Mulder.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 31 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 30 maart 2020;
- de medische verklaring d.d. 30 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de coronacrisis telefonisch plaatsgevonden op 2 april 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , waarnemend AVG-arts,
- mevrouw [B] , gedragsdeskundige.
1.4.
De rechtbank heeft mondeling uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft ter zitting gezegd het prima te vinden om zes weken te moeten blijven in de instelling. De advocaat heeft daaraan toegevoegd dat betrokkene tegen haar heeft gezegd niet te willen blijven. Zij heeft aan de advocaat laten weten dat zij graag naar buiten wil en dat anderen zich daar niet mee moeten bemoeien. De advocaat pleit daarom voor afwijzing van het verzoek.
De gedragsdeskundige heeft ter zitting verteld dat het de bedoeling is dat betrokkene uiteindelijk weer terug gaat naar haar normale woonplek in [woonplaats] zodra de coronamaatregelen over zijn. De woonplek in [woonplaats] betreft een open locatie en het is daar niet mogelijk betrokkene te dwingen zich aan de maatregelen te houden. Betrokkene gaat graag naar buiten, dus de verwachting is dan ook dat zij zich zal gaan verzetten tegen de regels. Dit blijkt ook al uit de bewoordingen van de advocaat.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van (een combinatie van) haar verstandelijke handicap en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.3.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in ernstige verwaarlozing, de situatie dat betrokkene met haar hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar komt.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit het dossier en hetgeen zij aan haar advocaat heeft gezegd.
2.6.
De rechtbank is toch van oordeel dat betrokkene opgenomen moet blijven, omdat de gedragsdeskundige heeft verklaard dat het op de woonplek van betrokkene niet mogelijk is haar te dwingen zich te houden aan de coronamaatregelen.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 14 mei 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1946] te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 mei 2020.
Deze beschikking is op 2 april 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en op 14 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.