ECLI:NL:RBMNE:2020:1680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
16/307993-19 en 16/660167-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voltooide diefstal in vereniging met braak met gevangenisstraf en niet-ontvankelijkheid OM in vordering tenuitvoerlegging

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2019 samen met een ander heeft ingebroken in een woning te [woonplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door een steen door een raam te gooien, toegang heeft verkregen tot de woning en daar diverse goederen heeft weggenomen, waaronder sleutels, geld en sieraden. De officier van justitie heeft de verdachte primair beschuldigd van diefstal in vereniging met braak, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, onder andere omdat er twijfels bestonden over de verklaring van de aangeefster. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. Daarnaast heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat deze al eerder was toegewezen en onherroepelijk was geworden. De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/307993-19 en 16/660167-17 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair:
omstreeks 30 december 2019 in [woonplaats] samen met één of meer anderen, of alleen, heeft ingebroken in de woning aan de [adres] en daarbij goederen heeft gestolen;
subsidiair:
op of omstreeks 30 december 2019 in [woonplaats] samen met één of meer anderen, of alleen, heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] en daarbij goederen te stelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er goederen zijn weggenomen. Volgens de verdediging moet aan de verklaring van de aangeefster worden getwijfeld. Het is niet uitgesloten dat aangeefster goederen als gestolen heeft opgegeven om een vergoeding bij haar verzekeraar te kunnen claimen. Ook is niet aangetoond dat de sieraden van haar waren. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de verdediging wel worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[benadeelde] heeft op 30 december 2019 aangifte gedaan van een inbraak in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . [1]
Aangeefster heeft verklaard dat door het onderste raam in de voordeur van haar woning een tegel is gegooid en dat de deuren van de drie slaapkamers met een breekvoorwerp zijn opengebroken. Zij heeft geïnventariseerd welke goederen zijn weggenomen. Zij mist:
- twee bossen sleutels;
- een geldbedrag van ongeveer honderdenvijftig euro uit de portemonnee van haar zoon;
- een set sieraden, vervaardigd uit Surinaams goud (geelkleurig), 18 karaat, en
bestaande uit een ketting, een paar oorhangers, een ring en twee armbanden;
- een set sieraden, vervaardigd uit Surinaams goud (geelkleurig), 14 karaat,
bestaande uit een ketting, een paar oorhangers en een ring;
- een set sieraden, vervaardigd uit Surinaams goud (geelkleurig), 18 karaat,
bestaande uit een ketting, een armband, een speld, een paar oorhangers en een ring.
- een brede, geelgouden armband, vervaardigd uit Surinaams goud, 18 karaat;
- twee geelgouden slavenarmbanden, waarvan één vervaardigd was uit 18 karaat,
bewerkt goud en de andere vervaardigd uit 14 karaat goud;
- een set oorstekers, uitgevoerd in Surinaams goud, 18 karaat;
- een gouden damesarmband, vervaardigd uit Surinaams goud, 22 karaat;
- twee gouden herenarmbanden, vervaardigd uit geelgoud, 14 karaat;
- een gouden kindersieradenset, bestaande uit een ketting, een armband, een ring en
twee oorringen van Surinaams goud, 18 karaat;
- een gouden dames-set, vervaardigd uit Surinaams goud, 18 karaat, bestaande uit een
ketting en een armband;
- een mobiele telefoon van haar zoon van het merk Blackberry, type Curve, uitgevoerd in de kleur zwart. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 30 december 2019 samen met een ander heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] door een steen door een raam te gooien, en met die ander in de woning is geweest. [3]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde, een voltooide diefstal in vereniging met braak, op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de aangeefster omtrent de weggenomen goederen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 30 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander uit de woning gelegen aan de [adres] , diverse sleutelbossen, ongeveer 150 euro, diverse sieraden en een mobiele telefoon (Blackberry), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging schrijf-of typefouten of kennelijke misslagen voorkomen, heeft de rechtbank deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het e-mailbericht van de moeder van verdachte waarin zij schrijft dat zij verdachte op dit moment goed kan gebruiken als schoonmaker binnen haar bedrijf. De verdediging verzoekt geen langere straf op te leggen dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft samen met een ander een woninginbraak gepleegd en daarbij goederen weggenomen. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er een enorme ravage in de woning is veroorzaakt. Een woninginbraak brengt schade en hinder met zich en maakt een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich veelal daardoor niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Niet alleen wordt door woninginbraken onrust en overlast teweeggebracht bij de slachtoffers, maar dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Voor slachtoffers is het zeer heftig dat anderen in hun woning zijn geweest, die hebben doorzocht en persoonlijke eigendommen hebben weggenomen die niet alleen een bepaalde materiële waarde, maar vaak ook een emotionele waarde vertegenwoordigen. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven zich dit te realiseren. Hij is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Verder rekent de rechtbank verdachte aan dat hij niet de volle verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Verdachte heeft zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en later iedere betrokkenheid ontkend. Pas toen uit onderzoek aanvullende aanwijzingen voor zijn betrokkenheid volgden, heeft hij ter terechtzitting bekend dat hij in de woning is geweest. Daarbij heeft hij de indruk gegeven zijn actie te willen bagatelliseren. Dat het een impulsieve actie is geweest en dat verdachte zich mee heeft laten sleuren zoals hij zelf zegt, gelooft de rechtbank niet. Uit foto's op een bij verdachte aangetroffen telefoon, waarvan de rechtbank aanneemt dat deze van verdachte is, blijkt dat er eerder die nacht vooronderzoek bij de woning is gedaan en in de voorliggende periode ook bij andere woningen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 maart 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte twee keer eerder, in 2018 en in 2019, is veroordeeld voor soortgelijke feiten dan wel een poging daartoe. Verdachte liep bovendien ten tijde van het plegen van het delict nog in een proeftijd. Ook dat heeft hem er niet van weerhouden dit feit te plegen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 1 april 2020 van Reclassering Nederland. In dit advies staat dat er bij verdachte geen problemen lijken te zijn op de verschillende leefgebieden. Verdachte beschikt over huisvesting, heeft een baan, voldoende inkomen en er zijn geen problemen omtrent middelengebruik. Omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft de reclassering geen accurate inschatting kunnen maken van het risico op recidive. Er kon ook geen inschatting worden gemaakt over de mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert verdachte te berechten via het volwassenstrafrecht. Verder wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Toepasselijk recht
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 21 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten.
De straf
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft begaan, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, geven als uitgangspunt voor een dergelijk feit in het geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden en in het geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
Alles afwegende, waaronder in het bijzonder de eerdere veroordelingen en de jonge leeftijd van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich de op 16 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van
2 maart 2018 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/660167-17 voorwaardelijk opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tenuitvoerlegging omdat de tenuitvoerlegging al eerder is toegewezen bij vonnis van 28 augustus 2019 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland. Die beslissing is inmiddels onherroepelijk geworden nu het ingestelde hoger beroep is ingetrokken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de door de officier van justitie genoemde eerdere beslissing van 28 augustus 2019 tot tenuitvoerlegging van de aan de orde zijnde voorwaardelijke gevangenisstraf en de onherroepelijkheid daarvan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de door de officier van justitie en de verdediging gegeven informatie is duidelijk geworden dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf Nederland in de zaak met parketnummer 16/660167-17 al is gelast op 28 augustus 2019 en dat die beslissing onherroepelijk is geworden na intrekking van het aanvankelijk ingestelde hoger beroep. Dat betekent dat de rechtbank volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tenuitvoerlegging.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes (6) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/660167-17
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met nummer 16/660167-17.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij of omstreeks 30 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de woning gelegen aan de [adres] , diverse sleutelbossen en/of (ongeveer) 150 Euro en/ of diverse sieraden en/of een mobiele telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/ of verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/ of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om in/uit de woning gelegen aan de [adres]
(een) goed(eren)/geld van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/ of verbreking en/of inklimming
- een raam (naast de voordeur) van die woning heeft/hebben geforceerd en/of
- die woning (vervolgens) heeft/hebben betreden en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 december 2019, genummerd
2.Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 januari 2020, genummerd
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2020.