ECLI:NL:RBMNE:2020:1676
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende woonurgentieverklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een woonurgentieverklaring had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal had deze aanvraag op 8 augustus 2019 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 11 december 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen, indien er onverwijlde spoed is. Echter, na beoordeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Dit betekent dat er geen grond is voor het treffen van de gevraagde voorziening, en het verzoek is afgewezen zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, zoals mogelijk is onder artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.