ECLI:NL:RBMNE:2020:1667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
UTR - 20 _ 810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2020, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), dat op 18 februari 2020 was genomen. Na een reactie van de verweerder op 1 april 2020, waarin deze aangaf het besluit te herroepen, trok de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten.

De voorzieningenrechter overweegt dat, volgens artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, de verzoeker heeft zijn verzoek om vergoeding van proceskosten niet onderbouwd. Hij heeft niet aangegeven welke kosten hij heeft gemaakt in deze procedure, en er blijkt uit het dossier niet dat hij gebruik heeft gemaakt van een advocaat of andere juridische hulp. Bovendien heeft de verzoeker nog geen griffierecht betaald.

Aangezien de verzoeker niet heeft aangetoond welke kosten hij heeft gemaakt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/810

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 1 april 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 februari 2020 een besluit genomen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 5 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 18 februari 2020 en dat hij dit besluit in het voordeel van verzoeker herroept. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht).
3. Verzoeker heeft zijn verzoek om verweerder zijn proceskosten te laten betalen niet onderbouwd. Hij heeft namelijk niet kenbaar gemaakt welke kosten hij voor deze procedure heeft gemaakt. Dit had hij bijvoorbeeld kunnen doen door het aan hem verstrekte ‘formulier proceskosten’ ingevuld terug te sturen naar de rechtbank. Ook blijkt uit het dossier niet dat verzoeker bepaalde kosten heeft gemaakt. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat verzoeker voor zijn procedure gebruik heeft gemaakt van een advocaat of een andere professionele (juridische) hulpverlener. Dus daar heeft hij geen kosten voor gemaakt. Verder is het zo dat verzoeker ook (nog) geen griffierecht heeft betaald.
4. Omdat verzoeker niet heeft vermeld en heeft onderbouwd welke kosten hij voor deze procedure heeft gemaakt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 17 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter is
verhinderd de uitspraak te
ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet