ECLI:NL:RBMNE:2020:1666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
16/009498-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling van politieagenten en veroordeling voor bedreiging

Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2020 te Baarn met zijn auto op een politieauto is ingereden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van twee agenten, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat de agenten door de botsing zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende bewijs boden voor de intentie van de verdachte om de agenten te verwonden.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde bedreiging van de agenten. Door met de zijkant van zijn auto tegen de politieauto aan te rijden, heeft de verdachte ernstige vrees aangejaagd bij de agenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen en dat hij daarmee de redelijke vrees voor zwaar lichamelijk letsel bij de agenten heeft veroorzaakt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 171 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/009498-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring van de PI Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2020. [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 januari 2020 te Baarn heeft geprobeerd [verbalisant 1] (de rechtbank begrijpt: [verbalisant 1] ), agent van politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant 2] , aspirant van politie Eenheid Midden-Nederland, zwaar te mishandelen door met een personenauto met (zeer) hoge, althans verhoogde snelheid op hen in te rijden en/of tegen de dienstauto van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan te rijden of aan te botsen;
subsidiair is bovenstaande gedraging ten laste gelegd als bedreiging van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;meer subsidiair is bovenstaande gedraging ten laste gelegd als vernieling van de dienstauto.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
De verdachte reed tegen de politieauto aan met de intentie om de politieauto te beletten hem in te halen. Zijn overige rijgedrag zou zijn ontstaan omdat hij niet wilde worden aangehouden. Gezien de duur van de achtervolging, de inrichting van de weg ter plaatse, de snelheid waarmee is gereden en de stuurbewegingen van verdachte kan het niet anders dan dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen beide politieagenten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld hoe hard er precies is gereden. Op basis van de schade aan beide auto’s kan slechts worden geconcludeerd dat de auto’s elkaar hebben geschampt. Dit kan niet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling of een bedreiging. De raadsman stelt zich daarom op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Voor de rechtbank staat vast – en dat staat wat de verdediging betreft ook niet ter discussie – dat verdachte op 10 januari 2020 te Baarn een voertuig heeft bestuurd. Omdat verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs wilde hij niet worden gezien door de verbalisanten in de politieauto. Door zijn rijgedrag viel verdachte echter juist op. De verbalisanten zagen vervolgens dat verdachte hard wegreed en een stopteken en signalen negeerde. Wat volgt is een achtervolging door Baarn, waarbij verdachte met de door hem bestuurde auto tegen de politieauto aan is gereden.
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij door zo te handelen heeft geprobeerd om de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag die de rechtbank daarvoor allereerst moet beantwoorden is of door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans is ontstaan dat de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de kans op zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verbalisanten verdachte een stopteken hebben gegeven. Verdachte heeft dit stopteken genegeerd, waarna een achtervolging is ontstaan. Op enig moment konden de verbalisanten het voertuig van verdachte passeren, waarbij zij de intentie hadden om dat voertuig klem te rijden. Toen heeft verdachte een stuurbeweging naar links gemaakt, in de richting van de politieauto, waarbij het voertuig waarin verdachte reed tegen de politieauto is aan gereden. Verbalisant [verbalisant 1] , de bestuurder van de politieauto, verklaart dat hij op dat moment ongeveer 50 kilometer per uur reed. Het is niet bekend hoe hard verdachte op dat moment reed.
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting en mede door het ontbreken van verdere informatie, zoals een Verkeersongevallenanalyse, niet door wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Immers is ten aanzien van de ten laste gelegde gedraging niet komen vast te staan met welke snelheid verdachte heeft gereden, waar op de Geerenweg de gedraging precies heeft plaatsgevonden en wat de omstandigheden ter plaatse waren, zodat niet kan worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waarschijnlijk was.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde [2]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 10 januari 2020 reed ik, samen met collega [verbalisant 2] in een opvallend politievoertuig in de gemeente Baarn. [3] Op de Geerenweg probeerde ik het voertuig klem te rijden tussen de stoep en mijn voertuig. Dit om de gevaarzetting ogenblikkelijk te doen stoppen. Op het moment dat ik het voertuig probeerde te passeren zag ik dat het voertuig plotseling linksaf mijn richting op kwam. Ik schrok hiervan. Ik voelde en hoorde een klap en zag dat de Polo tegen ons voertuig aan botste ter hoogte van de spiegel en het rechter voorwiel. Ik voelde een beweging in mijn voertuig en uit reactie stuurde ik hierdoor weg van het voertuig. Ik voelde ook een schok in het stuur. Ik schrok hier behoorlijk van. Tijdens het contact met de Polo reden wij ongeveer 50 kilometer per uur. [4]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 10 januari 2020 reed ik samen met collega [verbalisant 1] in een opvallend politievoertuig in de gemeente Baarn. Op de Geerenweg kon mijn collega het voertuig naast de bestuurder krijgen. Ik zag toen dat de bestuurder van het voertuig met het kenteken [kenteken] , in mijn beleving een bewuste stuurbeweging op ons voertuig inzette. Ik zag dat mijn collega deze nog probeerde te ontwijken met een stuurbeweging. Ik hoorde een klap en voelde dat het voertuig met het kenteken [kenteken] ons raakte. [5] Ik zag dat het voertuig met het kenteken [kenteken] met zijn linkerzijde, tegen onze rechterzijde aanreed. Ik schrok heel erg van deze, kennelijke bewuste actie van de bestuurder. [6]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik ging een pakje sigaretten halen met de auto. Ik kwam een politieauto tegen. Ik keerde om en zij kwamen achter mij aan gereden. Ik kreeg een stopteken. Dat heb ik genegeerd. Ik ben doorgereden. Ik reed zonder rijbewijs en wilde niet aangehouden worden. Zij reden naast mij. Ik wilde voorkomen dat zij mij inhaalden en een geparkeerde auto ontwijken. Ik ben uitgeweken naar links. Het blijkt dat ik daarbij de politieauto heb geraakt. [7]
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank vond de stuurbeweging van verdachte zoals bewezen verklaard, onder zodanige omstandigheden plaats dat zij in het algemeen geschikt is om bij de inzittenden van de politieauto de vrees teweeg te brengen dat verdachte aldus een verkeersongeluk zou veroorzaken met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Het feit dat naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was, staat er niet aan in de weg dat bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de gegeven omstandigheden wel de redelijke vrees daarvoor kon ontstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij door naar links te sturen niet alleen een geparkeerde auto wilde ontwijken, maar bovendien wilde voorkomen dat hij door de politieauto, die hem al enige tijd achtervolgde, zou worden ingehaald. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de politie wilde ontkomen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om de verbalisanten in gevaar te brengen, is de rechtbank van oordeel dat hij ten minste het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging van beide verbalisanten. Gezien het verloop van de achtervolging kan het namelijk niet anders dan dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat de politieauto zijn auto klem wilde rijden. Dat betekent dat verdachte bij het naar links sturen, wetende dat links naast hem de politieauto rijdt, moet hebben beseft en hebben aanvaard dat bij de inzittenden van die auto door de bewuste stuurbeweging en het daadwerkelijk tegen de auto aan rijden, de redelijke vrees zou ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 januari 2020 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van twee verbalisanten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 januari 2020 te Baarn [verbalisant 1] , agent van de politie Eenheid Midden-Nederland, en [verbalisant 2] , aspirant van de politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend terwijl die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bevonden in een dienstvoertuig en die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte rijdende in een personenauto (met het kenteken [kenteken] ), op die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is ingereden en tegen de dienstauto van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is aangereden en/of aangebotst.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding en middelencontrole;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde verzocht verdachte een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee verbalisanten door met een de zijkant van een voertuig tegen de zijkant van een naast hem rijdende dienstauto aan te rijden, waarin de verbalisanten zich bevonden. Door zo te handelen heeft verdachte ernstige vrees aangejaagd aan de verbalisanten. Het spreekt voor zich dat een botsing tussen twee rijdende voertuigen ook anders had kunnen aflopen. Verdachte heeft met zijn onbezonnen handelen bovendien de verkeersveiligheid van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. Dit alles vond plaats terwijl verdachte niet eens in het bezit is van een rijbewijs. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte is wel eerder veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 7 april 2020, opgemaakt door I. Kapteijn, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat verdachte knelpunten heeft op verschillende leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, waardoor een intensief begeleidingstraject is geïndiceerd. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om hulp te accepteren. Geadviseerd wordt daarom aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De op te leggen straf en maatregel
Voor het bewezen verklaarde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor inrijden op een persoon uit van een gevangenisstraf van 4 maanden, die kan worden verhoogd indien het feit is begaan tegen een politieagent.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken en aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Om de ernst van het feit te benadrukken en toch een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur op te kunnen leggen, zal de totale straf meer dan 4 maanden bedragen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 171 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke gedeelte van zijn straf op de uitspraakdatum reeds heeft uitgezeten. Het bevel tot voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt en om verdachte hulp en steun te bieden zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenslotte zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 24 maanden.
De straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het
primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het
subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 171 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
*
Meldplicht
zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG Reclassering op het adres Piet Mondriaanplein 25, 3812 GZ Amersfoort, waarbij verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
*
Ambulante behandeling
zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit betekent medewerking verlenen aan diagnostiek;
*
Dagbesteding
zich moet inspannen voor het actief zoeken naar, dan wel behouden van een zinvolle dagbesteding. Indien hem dat niet lukt werkt hij verplicht mee aan toeleiding naar- en behouden van een zinvolle dagbesteding, zolang de reclassering dit nodig vindt;
*
Middelencontrole
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Indien gewenst, werkt verdachte mee aan een gedragsinterventie gericht op middelengebruik ofwel forensische verslavingszorg, naar inschatting van de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. O.P. van Tricht en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Baarn, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om aan [verbalisant 1] , agent van politie
Eenheid Midden-Nederland, en/of [verbalisant 2] , aspirant van politie
Eenheid Midden-Nederland,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (terwijl die
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden in hun/een dienstvoertuig en/of die
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande
houding van verdachte) rijdende in een personenauto (met het
kenteken [kenteken] ), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde
auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid op die
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is ingereden en/of is toegereden en/of tegen de
(dienst)auto van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is aangereden en/of
aangebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Baarn [verbalisant 1] , agent van de
politie Eenheid Midden-Nederland, en/of [verbalisant 2] , aspirant van de
politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door
opzettelijk dreigend (terwijl die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden in
hun/een dienstvoertuig en/of die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bezighielden
met de aanhouding en/of staande houding van verdachte) rijdende in
een personenauto (met het kenteken [kenteken] ), in elk geval in een door
hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met
verhoogde snelheid op die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is ingereden en/of is
toegereden en/of tegen de (dienst)auto van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is
aangereden en/of aangebotst;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Baarn opzettelijk en
wederrechtelijk een dienstauto van de politie, althans een personenauto,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de
politieregio Eenheid Midden-Nederland, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar heeft gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de verdachte de zitting bijgewoond door middel van videoconferentie.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 januari 2020, genummerd PL0900-2020012322, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 23.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2020.