ECLI:NL:RBMNE:2020:1656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/16/499393 / FL RK 20-506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel in verband met het niet horen van betrokkene

Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Lelystad was opgelegd op 2 maart 2020. Betrokkene, die op dat moment in een kliniek was opgenomen, had verzocht om gehoord te worden door de burgemeester, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester niet aan de wettelijke verplichting heeft voldaan om betrokkene te horen voordat de crisismaatregel werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende inspanningen heeft geleverd om betrokkene in de gelegenheid te stellen haar standpunt kenbaar te maken. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard, omdat de belangen van betrokkene niet adequaat zijn meegewogen in de beslissing van de burgemeester. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen griffierecht in rekening is gebracht. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in procedures rondom gedwongen zorg, vooral in situaties waarin de rechten van de betrokkene op het spel staan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Lelystad
Zaak-/rekestnr.: C/16/499393 / FL RK 20-506
Beroep tegen een crisismaatregel
Beschikking van 22 april 2020van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1970] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de burgemeester van de gemeente Lelystad
hierna te noemen: de burgemeester
advocaat: mr. H. Doornhof

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Lelystad op 2 maart 2020 jegens haar opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een e-mail van de advocaat naar betrokkene, gedateerd 2 maart 2020;
- de uitmelding van de Raad voor Rechtsbijstand van 2 maart 2020;
- het overzicht van Khonraad;
- het episode journaal;
- de medische verklaring d.d. 2 maart 2020;
- het verslag van het horen van betrokkene d.d. 2 maart 2020;
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel
d.d. 2 maart 2020.
1.2.
De rechtbank heeft het verzoekschrift kort na de start van de coronamaatregelen ontvangen. De advocaat heeft in haar faxbericht van 23 maart 2020 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een schriftelijke afdoening van de procedure. Er heeft dan ook geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaat heeft in het hiervoor genoemde faxbericht eveneens aangegeven begrip te hebben voor de huidige situatie en een eventuele overschrijding van de beslistermijn.
1.2.
De rechtbank heeft op 7 april 2020 een verweerschrift ontvangen dat namens de burgemeester is opgesteld.
1.3.
De rechtbank heeft op 10 april 2020 een reactie op het verweerschrift ontvangen van de advocaat.
1.4.
Namens de burgemeester is op 10 april 2020 nog een laatste reactie ontvangen door de rechtbank.

2.Het beroep

2.1.
Betrokkene heeft op 20 maart 2020 een beroep ingediend tegen de door de burgemeester verleende crisismaatregel. Betrokkene heeft verzocht haar beroep gegrond te verklaren en, indien zij griffierecht verschuldigd is, een proceskostenveroordeling uit te spreken jegens de gemeente Lelystad.

3.De gronden waarop het beroep rust

3.1.
Betrokkene heeft uitdrukkelijk aangegeven dat zij gehoord wilde worden door de burgemeester, maar dat is niet gebeurd. Toen betrokkene tijdelijk verplichte zorg in het kader van de waarneming ontving op 2 maart 2020, was zij opgenomen in de kliniek van GGZ Centraal te Lelystad. Betrokkene heeft op dat moment telefonisch contact opgenomen met haar advocaat, omdat zij wilde weten wat haar rechten waren. Betrokkene heeft bij haar advocaat aangegeven dat zij over de crisismaatregel gehoord wilde worden. Dit is ook gebleken uit de medische verklaring waarin staat dat betrokkene herhaalt dat zij de burgemeester moet spreken en haar rechten kent. Betrokkene heeft dus in ieder geval aantoonbaar vanaf dat moment aangegeven dat zij wil worden gehoord. Uit het hoorverslag van Khonraad blijkt dat er twee pogingen zijn gedaan om betrokkene te horen. De burgemeester heeft de verplichting om moeite te doen om betrokkene te (doen) horen. Daarbij mag de burgemeester er niet lichtvaardig van uitgaan dat het horen niet mogelijk is. Uit een verslag moet vast te stellen zijn of er niet gehoord kon worden. Dit klemt temeer omdat betrokkene ondubbelzinnig aangegeven heeft dat zij met de burgemeester wil praten. In een termijn van hooguit drie minuten is tweemaal geprobeerd om betrokkene te horen en is een verslag geschreven over de onmogelijkheid hiervan. Dat doet op geen enkele manier recht aan de zwaarwegende inspanningsverplichting van de burgemeester om betrokkene te (doen) horen. Betrokkene is, ten onrechte, niet gehoord voor afgifte van de crisismaatregel. Namens betrokkene wordt ter onderbouwing nog verwezen naar een tweetal uitspraken van deze rechtbank van 6 en 13 februari 2020.

4.Het verweer van de burgemeester

4.1.
Namens de burgemeester is in het verweerschrift van 7 april 2020 verzocht om het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren. De burgemeester heeft – gelet op de ernst van de situatie en de noodzaak om direct in te grijpen – gehandeld conform de op haar rustende wettelijke verplichtingen en jurisprudentie. Hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd vormt geen aanleiding voor een ander oordeel. Inherent aan een crisismaatregel is dat het besluit onder tijdsdruk moet worden genomen. In de voorbereiding hiervan is twee keer geprobeerd om contact op te nemen met betrokkene om haar in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Zoals blijkt uit de medische verklaring was betrokkene, vermoedelijk als gevolg van een manisch psychotisch toestandsbeeld, ook tijdens het onderzoek door de psychiater aan het schreeuwen. Betrokkene heeft water over de onderzoeker gegooid. Eerder heeft zij voor wateroverlast in haar eigen woning gezorgd, meubilair in de stromende regen geplaatst en het gas aan laten staan. Vanwege het dreigende ontploffingsgevaar moest de politie toen de buurt afzetten. Er zijn twee pogingen gedaan om betrokkene te spreken, maar dit is niet gelukt. De burgemeester stond op dat moment voor een lastige afweging, doorgaan met de procedure of langer wachten. Gelet op de ernst van de situatie op dat moment is besloten om de procedure voort te zetten. Daarbij is meegewogen dat aan betrokkene eerder soortgelijke verplichte zorg is verleend, omdat zij niet langer bereid is om deze vrijwillig te ontvangen. Deze informatie heeft de burgemeester betrokken bij haar besluit. In de wet is opgenomen dat betrokkene zo mogelijk gehoord moet worden. Dit is juist opgenomen omdat crisismaatregelen worden genomen onder tijdsdruk en het niet altijd mogelijk is om de betrokkene te horen. De burgemeester heeft de hoorplicht op een juiste manier toegepast, verwezen wordt naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2020. De jurisprudentie die namens betrokkene in het beroepschrift is aangehaald treft geen doel, omdat er geen sprake is van een discrepantie tussen het standpunt van de burgemeester en betrokkene en omdat er in de situatie van de tweede uitspraak geen sprake was van tijdsdruk. In het geval van betrokkene was er sprake van een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel. Betrokkene stelde zich niet meewerkend op en weigerde om de medicatie vrijwillig in te nemen. Daarnaast is betrokkene niet benadeeld doordat zij niet gehoord is, het standpunt van betrokkene ten aanzien van eerdere verplichte vormen van zorg is betrokken bij de beslissing van de burgemeester. Betrokkene is gehoord door de rechtbank en de crisismaatregel is voortgezet. Het te verwachten verzet van betrokkene zou de burgemeester niet tot een ander standpunt hebben gebracht.

5.De reactie op het verweer

5.1.
Er was geen sprake van een zodanige acute crisissituatie dat de termijnen die de wet geeft om een crisismaatregel goed voor te bereiden, moesten worden bekort tot 45 – 90 minuten. Tijdsdruk is nooit een argument om de wet niet toe te passen. De wet geeft tijd, die gevonden kan worden in tijdelijk verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel. De burgemeester had op 2 maart 2020 nog 12 uur de tijd om een beschikking af te geven. De tijdsdruk die de burgemeester zichzelf heeft opgelegd door de beschikking al af te geven, was onnodig. Dat de crisissituatie dermate ernstig was dat niet eerst gewacht kon worden op het horen van betrokkene is feitelijk onjuist. De incidenten die worden genoemd (wateroverlast en het gas aan laten staan) waren van voor een vorige opnameperiode. Die incidenten gaven op het moment van deze crisismaatregel geen onmiddellijk dreigend gevaar. Het is juist dat betrokkene schreeuwde tijdens het onderzoek. Zij schreeuwde namelijk dat zij de burgemeester wilde spreken. Het feit dat betrokkene water naar de onderzoeker heeft gegooid is ook geen acute crisissituatie. De burgemeester heeft geen valide redenen gegeven waarom betrokkene niet is gehoord. Betrokkene kan zich niet herinneren dat iemand haar verteld heeft dat de burgemeester, of iemand namens de burgemeester, aan de telefoon was. Als dit haar duidelijk was gemaakt had zij diegene graag willen spreken. Uit de eerder aangehaalde jurisprudentie blijkt dat een burgemeester zeer ver moet gaan om een betrokkene te horen. Als iemand net medicatie heeft gekregen, moet de burgemeester even wachten en het later nogmaals proberen. Dat betrokkene de medicatie weigerde doet daar niet aan af. Daarnaast maakt de situatie van betrokkene – waarin zij herhaaldelijk heeft aangegeven de burgemeester te willen spreken – de situatie nog klemmender. De burgemeester kan daarnaast niet volstaan met de opmerking dat zij verwacht dat betrokkene een bepaalde visie is toegedaan.

6.De laatste reactie van de burgemeester

6.1.
De bevoegdheid tot het verlenen van verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel komt niet toe aan de burgemeester, maar aan de zorgverleners. Dit laat onverlet dat de burgemeester met de grootst mogelijke voortvarendheid dient te beslissen op de crisismaatregel. Betrokkene is niet benadeeld doordat de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen zonder haar te horen. Daarnaast dient de voorgeschiedenis van betrokkene, zoals bekend was bij de burgemeester, niet ter vervanging van het horen. De burgemeester heeft deze voorgeschiedenis gebruikt om de belangen van betrokkene zo goed mogelijk af te wegen en bij haar beslissing te kunnen betrekken. De burgemeester heeft er op toegezien dat er pogingen werden ondernomen om betrokkene te horen. Pas toen dat onmogelijk bleek is de voorbereiding van de crisismaatregel voortgezet. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

7.De beoordeling

7.1.
De rechtbank zal, gelet op de overgelegde stukken, het beroep van betrokkene tegen de crisismaatregel van 2 maart 2020 gegrond verklaren. Voor deze beslissing acht de rechtbank het volgende van belang.
7.2.
De beroepsgrond richt zich tegen het achterwege blijven van het horen van betrokkene door de burgemeester. Bij de beslissing tot het verlenen van een crisismaatregel is het uitgangspunt van de wet dat de burgemeester de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid dient te stellen om te worden gehoord. Het uitbesteden van dit horen aan een externe partij ontslaat de burgemeester niet van zijn verplichting om het hoorproces zo in te richten of te doen inrichten dat hij een zo goed mogelijk beeld krijgt van de wens van de betrokkene om te worden gehoord en – als betrokkene wenst te worden gehoord – wat dan het standpunt van betrokkene is. Het gaat om een ingrijpende maatregel, namelijk gedwongen zorg waar vrijheidsbeneming onderdeel van uitmaakt, waardoor de burgemeester een goede belangenafweging moet kunnen maken.
7.3.
Tussen partijen is niet in discussie dat betrokkene, voorafgaand aan het nemen van het besluit tot het nemen van de crisismaatregel, niet door of namens de burgemeester is gehoord. Uit het ‘Verslag van het horen van betrokkene’, van 2 maart 2020 om 13:27 uur volgt dat er meerdere pogingen zijn ondernomen om betrokkene te horen. Uit het Episode journaal van Khonraad volgt dat het hier gaat om twee pogingen, namelijk 2 maart 2020 om 13:24 en 13:26 uur en dat het verslag om 13:27 uur is afgerond. Ook volgt daaruit dat om 2 maart 2020 om 13:23 uur (derhalve één minuut voor de start van de eerste poging om te horen) de medische verklaring door de psychiater is afgerond. Uit de medische verklaring, waarvan de inhoud bekend was bij de burgemeester, blijkt dat betrokkene meerdere keren heeft herhaald dat zij de burgemeester wilde spreken.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester niet aan het wettelijke vereiste, dat de betrokkene zo mogelijk in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, heeft voldaan. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene herhaaldelijk kenbaar heeft gemaakt in gesprek te willen met de burgemeester. Het had, gezien deze wens, dan ook op de weg van de burgemeester gelegen om meer onderzoek te doen naar de vraag waarom het horen van betrokkene in een tijdsbestek van drie minuten na het afronden van de medische verklaring (waarin deze wens expliciet is geuit) niet gelukt is en of er niet een nieuwe poging had kunnen worden gedaan. Van dit onderzoek is niet gebleken.
7.5.
De burgemeester heeft hierdoor onvoldoende de belangen van betrokkene mee kunnen wegen in haar beslissing. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wettelijke bepalingen onvoldoende in acht zijn genomen. Het beroep van betrokkene wordt gegrond verklaard.
7.6.
De rechtbank komt, nu er ten aanzien van betrokkene geen griffierecht in rekening is gebracht, niet toe aan een proceskostenveroordeling.

8.Beslissing

8.1.
De rechtbank:
8.2.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 2 maart 2020 gegrond;
8.3
wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze beslissing is gegeven door mr. K.G. van de Streek, rechter, in bijzijn van D. van Garderen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2020.