ECLI:NL:RBMNE:2020:1654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/16/499602 / FL RK 20-527
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, die lijdt aan een bipolaire-stemmingsstoornis. De rechtbank heeft de zaak telefonisch behandeld op 14 april 2020, in verband met de coronamaatregelen. Tijdens deze zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en haar psychiater. De advocaat van de betrokkene heeft in eerste instantie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat er geen sprake was van niet-ontvankelijkheid.

In de beoordeling van de zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische stoornis, wat een zorgmachtiging rechtvaardigt. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg benadrukt, gezien het beperkte ziekte-inzicht van de betrokkene en haar inconsistentie in het innemen van medicatie. De rechtbank heeft de verzochte zorgmachtiging voor een periode van 26 weken verleend, waarbij de nadruk ligt op ambulante zorg, maar ook de mogelijkheid van opname is opengehouden indien nodig. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzochte vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter R.F. van Aalst en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Lelystad
Zaaknummer: C/499602 / FL RK 20-527
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 16 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te GGZ Centraal locatie [locatie] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 16 maart 2020;
- het zorgplan/behandelplan d.d. 16 maart 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen.
1.2.
Op 14 april 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting telefonisch behandeld. Dit in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) waarbij de rechtbank zo min mogelijk reisbewegingen wil veroorzaken en zo min mogelijk mensen met elkaar in contact wil brengen. De rechtbank heeft de volgende personen telefonisch gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn,
- de heer Straus, psychiater,
- de heer [A] , verpleegkundige,
- de heer [B] , arts.
1.3.
De rechtbank heeft op 16 april uitspraak gedaan, welke uitspraak door de griffier is doorgebeld aan betrokkene, haar advocaat en de behandelaar.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting in eerste instantie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Ter zitting is gebleken dat door de griffie van de rechtbank per ongeluk niet het op 25 maart 2020 digitaal ingekomen verzoek, maar het originele en op 30 maart 2020 ingekomen verzoek naar de advocaat is toegezonden. Nu het verzoek tijdig door de officier van justitie is ingediend is er geen sprake van niet- ontvankelijkheid.
2.2.
Inhoudelijk heeft de advocaat geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene erkent het geschetste ziektebeeld en kan zelf goed inschatten wanneer er hulp nodig is, dan trekt zij aan de bel. Betrokkene herkent zich niet in het gevaar zoals dat blijkt uit de medische verklaring. De financiële schuld is al heel oud en de incidenten met het aan laten staan van het gas en de waterkraan zijn niet recent. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg geeft de advocaat aan dat de duur van 26 weken absoluut onnodig en te lang is. Daar komt bij dat de advocaat zich afvraagt of de zorgmachtiging wel voor die periode kan worden opgelegd nu er sprake is van een telefonische zitting. De zorgmachtiging is een zware maatregel waarbij de rechtsbescherming in het geding komt. Door de telefonische zitting worden de non-verbale uitingen niet gezien door de rechtbank. De advocaat verzoekt daarom, indien het verzoek wordt toegewezen, de duur te beperken tot zes weken. Na deze periode kan gekeken worden hoe het ervoor staat en kan wellicht een fysieke zitting worden gehouden. De zorgmachtiging grijpt diep in op iemands rechten en daar mag niet lichtvaardig mee omgegaan worden. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg wordt verder nog het volgende opgemerkt. Betrokkene was in eerste instantie huiverig voor depotmedicatie, daar staat zij nu open voor depotmedicatie (abilify). De medicatie hoeft niet gedwongen te worden toegediend, daar kan goed over gesproken worden met betrokkene. Ook verzet betrokkene zich tegen het aanbrengen van de beperkingen, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Zij gaat goed om met haar telefoon en er is dan ook geen risico en geen gevaar.
2.3.
De psychiater heeft ter zitting de noodzaak tot het verlenen van een zorgmachtiging benadrukt en onderbouwd. In de afgelopen vijf maanden zijn vier stemmingsepisodes gezien bij betrokkene, van manisch naar depressief. Haar stemming ligt nu ergens in het midden. Vaststaat dat betrokkene stabiliserende medicatie moet blijven gebruiken en dat het vertrouwen er moet zijn dat de medicatie in haar bloed zit. Daarom is overgegaan tot depotmedicatie. Verder gaat het redelijk met betrokkene, gelet op de setting waarin betrokkene verblijft en de medicatie die zij inneemt. De psychiater verzoekt om toewijzing van de zorgmachtiging voor de volledige duur. Het is lastig te voorspellen hoe betrokkene zich de komende periode zal ontwikkelen. De psychiater heeft geen vertrouwen in de vrijwilligheid van betrokkene, die wens is onvoldoende consistent. Ten aanzien van de verplichte vorm van zorg die ziet op het telefoongebruik van betrokkene geeft de psychiater aan dat deze vorm wel degelijk noodzakelijk is. Betrokkene heeft tijdens een eerdere opname de politie gebeld met haar telefoon en ook kan zij via haar telefoon aankopen doen en gokken, waardoor haar schuldenlast toeneemt. Ten aanzien van het standpunt van de advocaat om de duur van de zorgmachtiging te beperken geeft de psychiater aan dat de zorgmachtiging voor de totale duur noodzakelijk is. Dit is voldoende beargumenteerd ter zitting en blijkt ook uit de overgelegde stukken.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornisen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op met name maatschappelijke teloorgang. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Bij betrokkene is sprake van beperkt ziekte-inzicht. Ook is ter zitting gebleken dat betrokkene geen consistente bereidheid toont tot het innemen van medicatie. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen a en e eerst moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, c, d en f worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen. Ook het zonodig afnemen van de mobiele telefoon is daarvoor noodzakelijk.
2.9.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 26 weken. De rechtbank ziet geen aanleiding om de duur van de zorgmachtiging te beperken, zoals ter zitting door de advocaat is verzocht. De noodzaak tot het verlenen van een zorgmachtiging voor de volledige verzochte duur is ter zitting gebleken en de rechtbank heeft niet de verwachting dat een nieuwe zitting na een periode van zes weken de beslissing anders zal maken. Bovendien heeft de rechter betrokkende recent, namelijk in de maand maart 2020 nog gezien, zodat de door de advocaat genoemde nadelen van telefonisch horen, die er ontegenzeggelijk zijn, er niet toe leiden dat de machtiging in duur beperkt wordt. De rechtsbescherming is in dit geval niet in het geding.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [1970] te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
f. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en e;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 oktober 2020.
Deze beschikking is op 16 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.F. van Aalst, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op