8.5.In het kader van de belangenafweging die moet worden gemaakt, voert het echter te ver om te oordelen dat eiser in het geheel niet aan de bekwaamheidseisen zou hoeven te voldoen of dat hij er nu zonder meer aanspraak op kan maken dat hij zal worden belast met controlewerkzaamheden bij de [afdeling 2] , zoals hij heeft betoogd. Dat zou zich niet verdragen met de opleidingseisen waarvan verweerder bevoegd is deze te stellen (zie hiervoor in 3.), welke opleidingseisen mede moeten worden bezien in het licht van het algemeen belang bij – onder meer – een gedegen grenscontrole.
9. Het voorgaande leidt tot de volgende conclusies: verweerder is bevoegd aan eiser aanvullende opleidingseisen op te leggen in de vorm van de BOA-plus-opleiding. Dat eiser de BOA-plus-opleiding niet heeft gehaald, leidt (nu) niet tot rechtspositionele gevolgen. Zijn beroep op het vertrouwensbeginsel wordt namelijk gehonoreerd. Aan een beoordeling van eisers tweede argument komt de rechtbank dan niet meer toe.
10. Gelet op het voorgaande, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
11. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen. Dat betekent dat de rechtbank het besluit tot ontheffing en terugplaatsing geheel ongedaan maakt. Daarmee blijft eiser thans dus in dienst bij verweerder bij de afdeling [afdeling 2] als groepsfunctionaris C.
De rechtbank doet dit omdat het vertrouwensbeginsel eraan in de weg staat dat verweerder eiser nu ontheffing verleend uit zijn functie bij de [afdeling 2] . Dit laat onverlet dat verweerder bevoegd is aan eiser voor zijn functie aanvullende opleidingseisen op te leggen in de vorm van de BOA-plus-opleiding en eiser nu niet aan die opleidingseisen voldoet. Het is nu zaak voor partijen om, met inachtneming van ieders belangen, in overleg te gaan om eiser in staat te stellen alsnog aan die opleidingseisen te voldoen (door hem een extra examenkans te geven) dan wel een andere voor eiser geschikte functie te vinden.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1).