ECLI:NL:RBMNE:2020:1646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/16/495816 / KL ZA 20-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot afgifte inlogcodes en betaling management fee in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en twee gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] B.V. De eiseres vorderde in conventie de afgifte van inlogcodes om de domeinnamen [eiseres].com en [eiseres].nl bij een andere host onder te brengen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor de afgifte van deze inlogcodes, omdat [gedaagde sub 1] houder is van de domeinnamen en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit alleen kan worden bereikt door hosting bij de oorspronkelijke host. De vordering in conventie werd afgewezen.

In reconventie vorderden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betaling van een management fee en afgifte van digitale administratie. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen in reconventie ook niet voor toewijzing in aanmerking kwamen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de managementovereenkomst van kracht was en dat de vordering tot betaling van de management fee niet voldoende aannemelijk was gemaakt. De rechtbank veroordeelde eiseres in de proceskosten van de gedaagden in conventie en gedaagden in de proceskosten van eiseres in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/495816 / KL ZA 20-10
Vonnis in kort geding van 28 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.K. Doornbosch te Assen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D. Warnink te Kampen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de schriftelijke reactie/verweer tevens eis in reconventie met producties (1-16),
  • de schriftelijke reactie op het verweer, tevens conclusie van antwoord in reconventie,
  • de schriftelijke reactie zijdens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in conventie en in reconventie,
  • de schriftelijke reactie zijdens [eiseres] op de reconventionele vordering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een dienstverlenend bedrijf dat via satellietverbindingen internetverbindingen met schepen wereldwijd mogelijk maakt. [eiseres] is oorspronkelijk opgezet door onder andere [gedaagde sub 1] .
2.2.
[gedaagde sub 1] is sinds de registratie in 2007 houder van de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl. Beide domeinnamen waren tot 26 december 2019 ondergebracht bij de host [bedrijfsnaam 1] .
2.3.
[gedaagde sub 2] hield tot 26 februari 2019 alle aandelen in [eiseres] . De aandelen in [gedaagde sub 2] worden gehouden door de stichting [naam stichting] , waar [gedaagde sub 1] en diens echtgenote bestuurder van zijn.
2.4.
Sinds 26 februari 2019 worden alle aandelen in [eiseres] gehouden door de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 2] B.V.
2.5.
Het geplaatste kapitaal van [bedrijfsnaam 2] B.V. bestaat uit 5 aandelen A (met stemrecht) en 10.328 aandelen B (zonder stemrecht). De vijf aandelen A (met stemrecht) worden gehouden door respectievelijk [gedaagde sub 2] , de heer [A] , de heer [B] , de heer [C] en de heer [D] .
2.6.
Tussen [gedaagde sub 2] en [eiseres] is een managementovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat [gedaagde sub 2] tegen een management fee werkzaamheden ten behoeve van [eiseres] verricht. Deze werkzaamheden werden feitelijk uitgevoerd door [gedaagde sub 1] .
2.7.
[gedaagde sub 2] factureerde in de periode januari 2018 en november 2019 een bedrag van € 10.000,-- per maand aan management fee aan [eiseres] . De facturen tot en met oktober 2019 zijn door [eiseres] betaald. Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [gedaagde sub 2] [eiseres] onder meer gemeld dat de management fee over de maand november 2019 niet voldaan is. Verzocht is om het openstaande bedrag van € 10.000,-- per ommegaande te betalen.
2.8.
Op 18 december 2019 vond de gecombineerde algemene vergadering van aandeelhouders van [bedrijfsnaam 2] B.V. en [eiseres] plaats. [gedaagde sub 2] is daar niet bij aanwezig geweest. In de jaarrekening van [eiseres] over 2018 staat een schuld in rekening-courant van [gedaagde sub 2] aan [eiseres] van € 2.986.398,--, waarvan volgens [gedaagde sub 2] een bedrag van € 1.718.004, onjuist zou zijn geboekt.
2.9.
Bij e-mail van 19 december 2019 (15:26) heeft [bedrijfsnaam 1] aan [gedaagde sub 1] het volgende meegedeeld:
“Wij hebben zojuist een verzoek ontvangen om het contact e-mailadres van jouw account, [eiseres] , bij [bedrijfsnaam 1] te wijzigen. Hiermee kan iemand de gebruikersnaam opvragen en het wachtwoord resetten, om daarmee de toegang tot het controlepaneel te krijgen.
Heb jij dit verzoek niet ingediend? Reageer dan binnen 72 uur op dit bericht om dit aan te geven. Wij zullen dan direct het verzoek afwijzen.”
2.10.
[gedaagde sub 1] heeft op 19 december 2019 (16:47) aan [bedrijfsnaam 1] bericht dat hij dat verzoek niet heeft ingediend.
2.11.
Op 26 december 2019 heeft [gedaagde sub 1] de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl ondergebracht bij de nieuwe host [bedrijfsnaam 3] .
2.12.
Op 27 december 2019 heeft [eiseres] de domeinnamen [eiseres] .nl en [eiseres] .com doen registreren. De host van beide domeinnamen is [bedrijfsnaam 1] .
2.13.
Op 30 december 2019 heeft [C] bij e-mail [gedaagde sub 1] gesommeerd de website en e-mailaccounts @ [eiseres] .com terug in beheer van [eiseres] te brengen, alsook de bij [gedaagde sub 1] ter beschikking staande login codes van social media van [eiseres] (twitter, LinkedIn en facebook) aan [eiseres] ter beschikking te stellen zodat [eiseres] ongehinderd toegang tot de accounts heeft.
2.14.
In voormelde e-mail van 30 december 2019 is tevens meegedeeld dat [eiseres] heeft besloten de managementovereenkomst tussen [gedaagde sub 2] en [eiseres] met onmiddellijke ingang te ontbinden. Deze mededeling van [C] is mede gedaan namens de voormelde aandeelhouders [A] , [B] en [D] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres] alle inlogcodes en wachtwoorden te verstrekken die nodig zijn voor het kunnen beschikken over de website en e-mailaccounts van [eiseres] , en al het nodige te doen om die website en e-mailaccounts over te dragen aan [eiseres] op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat zij daarmee na betekening van dit vonnis in gebreke zullen blijven met een maximum van € 500.000,--. Een en ander met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer met conclusie tot afwijzing van het gevorderde en veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen [eiseres] te veroordelen:
om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [bedrijfsnaam 4] , ter attentie van de heer [E] , kenbaar te maken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toegang mogen krijgen tot de virtuele computer te Amsterdam en / dan wel [eiseres] te veroordelen aan [gedaagde sub 1] de codes te verschaffen die nodig zijn om toegang te krijgen tot de administraties van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , alles bij partijen genoegzaam bekend, alsmede, zulks voor het geval [eiseres] aan bedoelde veroordeling geen gevolg geeft, vervangende toestemming te verlenen in dier voege dat het [bedrijfsnaam 4] vrij staat de data betrekking hebbend tot de administraties van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan hen te verstrekken, met het verstrekken van de daartoe benodigde inlogcodes aan [gedaagde sub 1] , dit alles direct na betekening van dit vonnis, dan wel zodanige maatregelen te treffen in vorenstaand kader welke de voorzieningenrechter in goede justitie meent juist te zijn;
aan [gedaagde sub 2] te betalen € 99.000, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, ter zake van door [eiseres] aan [gedaagde sub 2] verschuldigde managementvergoedingen.
4.2.
[eiseres] voert verweer met conclusie tot afwijzing van het gevorderde en met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[eiseres] heeft in de conclusie van repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie (randnummer 4) meegedeeld dat zij een ordemaatregel wenst die niet meer en niet anders behelst dan herstel van de feitelijke toestand zoals die bestond voordat [gedaagde sub 1] de website en domeinnaam [eiseres] .com en de mailadressen@ [eiseres] .com en de daaraan gekoppelde mailservers onderbracht bij een andere hostingpartij ( [bedrijfsnaam 3] ). De vordering van [eiseres] komt er feitelijk op neer dat de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl (inclusief het daaraan gekoppelde e-mailadres @ [eiseres] .com en de mailservers) weer moeten worden ondergebracht bij de host [bedrijfsnaam 1] . De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een dergelijke ordemaatregel toe te wijzen en overweegt daartoe het volgende.
5.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde sub 1] houder is van de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl. Evenmin verschillen partijen van mening over het uitgangspunt dat [eiseres] recht op en belang heeft bij een goed werkend bereik van haar websites [eiseres] .com en [eiseres] .nl, inclusief de daaraan gekoppelde e-mail voorzieningen. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit laatste alleen kan worden bereikt indien de domeinnamen worden gehost door [bedrijfsnaam 1] .
5.3.
[gedaagde sub 1] heeft op 26 december 2019 aan de supportafdeling van [eiseres] en op 13 februari 2020 aan de bestuurder van [eiseres] (inlog)codes verstrekt om de originele website van [eiseres] en het emailadres @ [eiseres] .com weer volledig operationeel te krijgen. Niet aannemelijk is dat het door [eiseres] gebruikte Outlook account niet goed kan werken in combinatie met Gmail dat door de host [bedrijfsnaam 3] wordt gebruikt. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in de schriftelijke reactie in conventie en in reconventie (randnummer 11) gemotiveerd aangegeven dat [bedrijfsnaam 3] ook voor een dergelijk account ondersteuning biedt. Evenmin wordt aannemelijk geacht dat sprake is van een door Microsoft aan [eiseres] contractueel opgelegd verbod om haar e-mailprogramma Outlook te gebruiken in combinatie met Gmail. Onder deze omstandigheden kan [gedaagde sub 1] als houder van de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl niet worden verplicht tot het verstrekken van de overige inloggegevens (codes) die nodig zijn om [eiseres] in staat te stellen deze domeinnamen weer onder te brengen bij de host [bedrijfsnaam 1] .
5.4.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevoerde verweren geen verdere bespreking.
5.5.
De slotsom is dat de vordering in conventie niet voor toewijzing in aanmerking komt.
5.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.284,00

6.De beoordeling in reconventie

met betrekking tot de administratie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]

6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de computersystemen van [eiseres] (op een cloud server dan wel virtuele computer) en in het [.] softwarepakket van [eiseres] gegevens staan van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Evenmin staat ter discussie dat deze gegevens alleen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toebehoren.
6.2.
[eiseres] heeft meegedeeld ‘volstrekt bereid’ te zijn de in het geding zijnde administratie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan hen te verstrekken, maar betwist - kort gezegd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] eerder om afgifte van hun eigen digitale administratie hebben verzocht. Dat [eiseres] pas in dit kort geding op de hoogte is gekomen van een verzoek tot afgifte van de digitale administratie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is niet aannemelijk. [eiseres] stelt namelijk ook dat zij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al ‘herhaalde malen’ om gegevens heeft gevraagd om de data daadwerkelijk te kunnen exporteren naar de boekhouding van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
6.3.
Om alle door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevraagde digitale administratie te kunnen exporteren heeft [eiseres] onweersproken gesteld dat zij moet beschikken over een aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toekomende eigen licentie/inlogcode op de [.] software en dat zij herhaaldelijk en tevergeefs aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevraagd heeft deze licentie/inlogcode aan haar te verstrekken. In dit kort geding kan er dan ook niet van uit worden gegaan dat het met name aan [eiseres] te wijten is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nog niet over hun eigen boekhoudkundige gegevens beschikken. Daarnaast wordt met betrekking tot het gevorderde nog het volgende van belang geacht.
6.4.
De omstandigheid dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] recht op en belang hebben bij het verkrijgen van hun eigen gegevens die nog op de computersystemen van [eiseres] staan, betekent niet dat [eiseres] gehouden is [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toegang te verstrekken tot haar cloud server/digitale computer. Onvoldoende is namelijk uitgesloten dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarmee ook toegang tot de gegevens van [eiseres] krijgen, zoals door [eiseres] is betoogt. Om deze reden is er ook geen grond om [eiseres] te veroordelen codes te verschaffen waarmee [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelfstandig toegang tot het computersysteem van [eiseres] krijgen.
6.5.
In de conclusie in conventie en in reconventie hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onder randnummer 21 meegedeeld dat [gedaagde sub 1] in eerste instantie [bedrijfsnaam 4] , zijnde de ICT-leverancier van [eiseres] , had verzocht hem een kopie van de administratie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te verschaffen. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kon dit verzoek niet worden uitgevoerd, omdat [eiseres] weigerde [bedrijfsnaam 4] toestemming daartoe te verlenen. [eiseres] betwist dat een dergelijk verzoek is gedaan, maar [eiseres] stelt in haar conclusie van dupliek in reconventie ook dat zij geen enkel belang heeft om een dergelijk verbod aan [bedrijfsnaam 4] op te leggen (randnummer 2). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kunnen, zeker nu deze mededeling van [eiseres] in dit vonnis is vastgelegd, [bedrijfsnaam 4] opnieuw verzoeken haar een kopie van de eigen administratie te verstrekken.
6.6.
Gelet op al het voorgaande is er geen aanleiding om in dit kort een geding een ordemaatregel te treffen met betrekking tot de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gevraagde overdracht van digitale gegevens.
met betrekking tot de management fee
6.7.
Bij een gevraagde voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van [gedaagde sub 2] op [eiseres] voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
6.8.
[eiseres] en [gedaagde sub 2] erkennen dat sprake is van een tussen hen overeengekomen managementovereenkomst, maar [eiseres] betwist dat tussen hen de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als productie 9 overgelegde managementovereenkomst van kracht is. In dit kort geding kan, mede gelet op deze betwisting, niet van uit worden gegaan dat gedurende de periode waarop dit geschil betrekking heeft (2018-2019) de door [gedaagde sub 2] gestelde managementovereenkomst tussen partijen geldt. Het volgende van daarbij van belang geacht.
6.9.
De door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde overeenkomst is van 2 januari 2015 en is alleen ondertekend door [gedaagde sub 1] . Dit is gebeurd in zijn hoedanigheid van directeur van [gedaagde sub 2] en in zijn hoedanigheid van (toenmalig) directeur van [eiseres] . Voor de periode 2018 en 2019 komen de door [gedaagde sub 2] gefactureerde management fees niet overeen met de in de overeenkomst van 2015 genoemde bedragen. In plaats van de op die overeenkomst gebaseerde maandelijkse management fee van €16.667,-- heeft [gedaagde sub 2] een bedrag van € 10.000,-- gefactureerd. Dat [gedaagde sub 2] , zoals zij stelt, dit vrijwillig gedaan heeft, met behoud van het recht op het meerdere, om zo voldoende liquiditeitsruimte bij [eiseres] te creëren is mogelijk maar dit standpunt wordt door [eiseres] betwist en een nadere onderbouwing van haar stelling ontbreekt. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk is en daar leent een kort geding zich niet voor.
6.10.
Op grond van het voorgaande zal bij de verdere beoordeling van het geschil worden uitgegaan van een aan [gedaagde sub 2] toekomende management fee van € 10.000,-- per maand.
6.11.
Uit het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overlegde overzicht van facturen (productie 11) blijkt dat vanaf januari 2018 tot en met oktober 2019 (zijnde 22 maanden) voor een bedrag van € 220.000,-- aan management fees is gefactureerd en dat [eiseres] deze facturen ook voldaan heeft. Niet betaald zijn de maanden november en december 2019. Dit wordt ook door [eiseres] erkend. [gedaagde sub 2] erkent op haar beurt dat een niet nader door haar omschreven deel van de door haar ontvangen belastingteruggave van € 24.750,-- aan [eiseres] toekomt.
6.12.
Met betrekking tot de door haar verschuldigde management fee over de maanden november en december 2019 heeft [eiseres] zich beroepen op opschorting. Een reden voor de opschorting is, onder meer, de kwestie over de belastingteruggave. [eiseres] heeft daartoe onweersproken gesteld dat [gedaagde sub 2] eigenhandig bij de Belastingdienst het rekeningnummer waarop een teruggave omzetbelasting aan [eiseres] betaald zou worden gewijzigd heeft en dat zij het aan [eiseres] toekomende bedrag nog steeds onder zich houdt. Verder geldt dat, nu in dit kort geding niet van de toepasselijkheid van de als productie 9 overgelegde managementovereenkomst kan worden uitgegaan, [gedaagde sub 2] vooralsnog geen beroep toekomt op het in die overeenkomst opgenomen verbod voor [eiseres] om zich op verrekening te beroepen.
6.13.
Gelet op het uitgangpunt dat bij een geldvordering grote terughoudendheid in acht moet worden genomen, is er op grond van hetgeen onder 6.8 e.v. is overwogen onvoldoende aanleiding om op het van de bodemrechter te verwachten oordeel vooruit te lopen. Dit geldt te meer, nu tussen partijen een conflict bestaat die geleid heeft tot de door [eiseres] op 30 december 2019 ingeroepen onmiddellijke ontbinding van de managementovereenkomst. Onderdeel van dit conflict is de omvang van de schuld in rekening-courant van [gedaagde sub 2] aan [eiseres] (zie 2.8). In deze procedure kan niet worden vastgesteld of [eiseres] op goede (rechts)gronden de managementovereenkomst heeft ontbonden, maar evenmin kan er thans van uit worden gegaan dat, zoals [gedaagde sub 2] betoogt, dit niet het geval is.
conclusie
6.14.
Slotsom is dat de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ingestelde reconventionele vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen..
6.15.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 490,00, zijnde salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 980,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.284,00,
7.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af,
7.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 490,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. R.F. van Aalst op 28 april 2020.