ECLI:NL:RBMNE:2020:1644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
19/4868
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar wegens verkeerde adressering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 mei 2020, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 29 oktober 2019 behandeld. Verweerder had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser stelt echter dat het besluit van 14 juni 2019 naar een verkeerd adres is gestuurd, waardoor hij niet tijdig op de hoogte was van het besluit. De rechtbank overweegt dat het besluit inderdaad niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, aangezien het naar een oud adres van eiser is gestuurd. Hierdoor is de bezwaartermijn niet in werking getreden.

De rechtbank concludeert dat het besluit van 17 juli 2019 ook niet correct is bekendgemaakt, omdat verweerder niet heeft kunnen aantonen dat het naar het juiste adres is verzonden. Eiser heeft pas op 7 augustus 2019 kennis kunnen nemen van het besluit, waardoor de bezwaartermijn op dat moment is gaan lopen. Aangezien het bezwaarschrift op 10 september 2019 door verweerder is ontvangen, is dit tijdig ingediend. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiser. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 47,- aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4868

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Almere,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 29 oktober 2019, waarin verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Wanneer het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken wordt ingediend, is de hoofdregel dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Volgens verweerder is in dit geval het besluit bekendgemaakt door toezending op 17 juli 2019 van een kopie van het besluit van 14 juni 2019. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 28 augustus 2019 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 10 september 2019. Dat is te laat. Daarom heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. In beroep voert eiser aan dat hij te laat was omdat het besluit van 14 juni 2019 naar het verkeerde adres, [adres] te [woonplaats] , is gestuurd. Eiser zegt dat hij hier niet meer woont sinds 2015. Eiser heeft op 16 juli 2019 naar verweerder gebeld en gevraagd waar het besluit blijft. Verweerder zou op 17 juli 2019 het besluit van 14 juni 2019 nogmaals versturen naar het correcte adres van eiser. Eiser stelt dat de brief opnieuw naar het oude adres [adres] is gestuurd. Toen hij zeker drie weken later toegang tot dat pand kon krijgen, lagen de brieven van verweerder bij het oud papier. De adreswijziging zat onder de documenten. Eiser vindt dat het dus zeker niet zijn fout dat hij zijn bezwaar niet binnen de termijn heeft kunnen indienen.
5. Niet in geschil is dat het besluit van 14 juni 2019 naar het oude adres [adres] te [woonplaats] is gestuurd. Nu verweerder niet heeft gesteld dat eiser zijn adreswijziging niet tijdig aan BRP en aan verweerder heeft doorgegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat het gebruikte adres niet het laatst bekende adres van eiser was. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het besluit op 14 juni 2019 niet op een juiste wijze is bekendgemaakt, zodat geen bezwaartermijn is gaan lopen.
6. Dan is de vraag of het besluit op 17 juli 2019 wel correct bekend is gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het besluit ook niet op 17 juli 2019 op een juiste wijze bekend is gemaakt. Eiser stelt dat het besluit weer naar het oude adres is gestuurd en dat hij het daar zeker pas drie weken later heeft gevonden. Verweerder heeft daarop gereageerd met de mededeling dat hij geen verzendadministratie bijhoudt, dat hij de brief van 17 juli 2019 niet kan traceren en dat hij geen reactie heeft op de stelling van eiser. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de verzending van het besluit naar het juiste adres van eiser niet aannemelijk kunnen maken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het klopt wat eiser zegt en dat het besluit ook op 17 juli 2019 naar het foute adres is gestuurd. Het besluit is dus ook niet op 17 juli 2019 op een juiste wijze bekendgemaakt, zodat ook toen geen bezwaartermijn is gaan lopen.
7. Eiser stelt dat het zeker drie weken heeft geduurd voordat hij bij de post op zijn oude adres kon. De rechtbank stelt daarom vast dat eiser op 7 augustus 2019 kennis heeft kunnen nemen van het besluit. Toen is de bezwaartermijn wel gaan lopen. De bezwaartermijn liep af op 18 september 2019. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 10 september 2019. Dat is binnen de termijn en dus tijdig.
8. Verweerder heeft ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Hij heeft ook geen andere reden genoemd waarom het bezwaar toch niet-ontvankelijk zou zijn. Verweerder had het bezwaar dus wel inhoudelijk moeten behandelen. De rechtbank vernietigt daarom het besluit van verweerder van 29 oktober 2019. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen en inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiser.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dit betekent niet meteen dat eiser inhoudelijk ook gelijk krijgt. Verweerder moet daarover nu gaan beslissen.
9. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 47,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerder;
- draagt verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 47,- dat eiser heeft betaald moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.