ECLI:NL:RBMNE:2020:1643

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
19/3185
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over ondersteuningsplan en termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 14 januari 2020. In die eerdere uitspraak werd het beroep van opposante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfherenlanden ongegrond verklaard. Opposante had verzet ingesteld, maar geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak. Opposante voerde aan dat de gemachtigde, mr. R.W. de Gruijl, ten onrechte in de uitspraak was vermeld, omdat hij geen betrokkenheid had bij de procedure. Daarnaast stelde zij dat het ondersteuningsplan niet correct was bekendgemaakt en dat er geen rechtsmiddelenverwijzing was, wat zou leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde echter dat de gemachtigde wel degelijk betrokken was bij de procedure en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzet werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak bleef in stand. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3185- V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2020 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. R.W. de Gruijl),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzet dat opposante heeft ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2020. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfherenlanden (het college) van 11 juli 2019 ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en de rechtbank niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 14 januari 2020 het beroep ongegrond verklaard, omdat het ondersteuningsplan een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en omdat opposante geen geldige reden had om het bezwaarschrift te laat in te dienen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Awb.
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2020 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2020 om meerdere redenen niet juist. Zo is mr. R.W. de Gruijl als gemachtigde vermeld in de uitspraak van 14 januari 2020 terwijl hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad in deze procedure. Ook wijst opposante erop dat het ondersteuningsplan van 31 januari 2019 niet juist bekend is gemaakt. Het ondersteuningsplan is verzonden aan vermeende gemachtigde mr. R.W. de Gruijl. Volgens opposante is de melding met een hulpvraag al in december 2017 gedaan, gevolgd door de aanvraag van 22 januari 2018. Naar aanleiding daarvan is een ondersteuningsplan vastgesteld op 13 april 2018. Gelet op het tijdsverloop, kon het college er niet vanuit gaan dat het ondersteuningsplan van 31 januari 2019 naar de vermeende gemachtigde kon worden gestuurd. Volgens vaste jurisprudentie, zoals aangehaald in de uitspraak van 14 januari 2020, leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Zoals opposante al heeft gesteld heeft de vermeende gemachtigde geen enkele betrokkenheid gehad bij het bezwaar tegen het ondersteuningsplan van 31 januari 2019 en daarom is er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.1
Opposante stelt verder dat volgens artikel 2.3, eerste lid, en 2.4, eerste lid, van de Verordening WMO gemeente Leerdam een ondersteuningsplan alleen geldt als verslag van het verrichte onderzoek naar een gepaste maatwerkvoorziening, waarna een melder pas in staat zal zijn om een aanvraag te doen, hetgeen pas resulteert in het daadwerkelijke besluit. Alleen de vermelding dat het ondersteuningsplan ook een besluit is, is voor een andersluidend oordeel, mede gelet op het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing en het lange tijdsverloop waarbij eerder een ondersteuningsplan is vastgesteld, onvoldoende. Daarbij komt dat het voor opposante onverwachts was dat er een nieuw ondersteuningsplan zou volgen in januari 2019. Er was namelijk al een ondersteuningsplan vastgesteld in april 2018. Aan het ondersteuningsplan was geen daadwerkelijk onderzoek, gesprek of ander contact vooraf gegaan, zodat opposante niet kon verwachten dat het ondersteuningsplan zou komen, laat staan dat dit daadwerkelijk een besluit betrof, aldus opposante.
4. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van opposante, mr. R.W. de Gruijl, geen betrokkenheid heeft gehad in de beroepsprocedure. In de beroepsprocedure verliep de correspondentie via opposante zelf. De gemachtigde van opposante is daarom ten onrechte als gemachtigde vermeldt in de uitspraak van 14 januari 2020.
4.1
Uit de gedingstukken is gebleken dat de heer [A] , namens advocatenkantoor De Gruijl, op 22 januari 2019 een e-mail heeft gestuurd naar het college met als onderwerp ‘Aanvraagformulier WMO mevrouw [opposante] ’. Hieruit blijkt, anders dan opposante stelt, dat zij vlak voor het besluit van 31 januari 2019 werd bijgestaan door genoemd advocatenkantoor en dat zij binnen een korte termijn een besluit kon verwachten.
De rechtbank is er dus in de uitspraak van 14 januari 2020 terecht van uit gegaan, dat verweerder ervan uit mocht gaan dat eiseres voor afloop van de bezwaartermijn al werd bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de gronden van eiseres in verzet niet slagen.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2020 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier, op 1 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.