ECLI:NL:RBMNE:2020:1636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/16/499190 / FA RK 20-1820
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenen van een zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid en geestelijke gezondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend ten aanzien van een betrokkene die lijdt aan een bipolaire-stemmingsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1979, op het moment van de behandeling niet acuut psychiatrisch ziek was en goed hersteld was. De psychiater die de betrokkene had onderzocht, gaf aan dat er voldoende mogelijkheden waren voor begeleiding op vrijwillige basis en had vraagtekens bij de noodzaak van de zorgmachtiging.

Tijdens de mondelinge behandeling, waarbij de advocaat van de betrokkene aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet, is geconcludeerd dat de betrokkene de voorkeur gaf aan behandeling binnen een vrijwillig kader. De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen van de psychiater en de advocaat in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zorg nodig had, maar dat deze zorg op vrijwillige basis kon worden verleend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen, met de overweging dat de betrokkene contact moet opnemen met zijn ambulant psychiater voor verdere behandeling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: C/16/499190 / FA RK 20-1820
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 maart 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. J.J. Stobbe.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 13 maart 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen telefonisch gehoord:
- mr. J.J. Stobbe, de advocaat van de betrokkene;
- de heer S. Hogerzeil, psychiater.
De betrokkene is door de griffier gebeld op zijn mobiele telefoon. Hij nam echter de telefoon
niet op, waardoor hij niet deel kon nemen aan de mondelinge behandeling. De griffier heeft
de voicemail bij de betrokkene ingesproken met de mededeling dat de mondelinge
behandeling zonder hem zal plaatsvinden.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden.
2.2.
De psychiater heeft toegelicht dat het nu een stuk beter met de betrokkene gaat dan ten tijde van het indienen van het verzoek. De betrokkene is niet acuut psychiatrisch ziek, hij is goed hersteld. Vorige week is vanuit gebiedsteam Houten met de betrokkene kennisgemaakt. De betrokkene zal moeten worden gemotiveerd om van de cannabis af te blijven. De psychiater verwacht dat op vrijwillige basis voldoende mogelijkheden zijn om de betrokkene te begeleiden. Hij heeft dan ook vraagtekens bij de aangevraagde zorgmachtiging.
2.3.
De advocaat van de betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De betrokkene wil in het vrijwillige kader behandeld worden.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstige psychische of financiële schade, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
- bedreiging van de veiligheid van de betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat de betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.6.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.7.
Gelet echter op de standpunten van de psychiater en de betrokkene dat de behandeling die nodig is voor de betrokkene op vrijwillige basis kan plaatsvinden, ziet de rechtbank geen reden meer om een zorgmachtiging te verlenen. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de officier van justitie afwijzen. De rechtbank gaat ervan uit dat de betrokkene contact opneemt met zijn (ambulant) psychiater en daarmee concrete afspraken maakt ten aanzien van zijn behandeling.

3.Beslissing

De rechtbankwijst het verzoek van de officier van justitie af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2020 door mr. D.J. van Maanen, rechter, in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier en is schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020.
..
Tegen deze beslissing staat het rechtsmiddel van cassatie open.