ECLI:NL:RBMNE:2020:1620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
8139919 UC EXPL 19-11914
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van fysiotherapeutische kosten na cessie aan Infomedics

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Infomedics B.V. en een gedaagde partij. Infomedics, die de vordering van de fysiotherapeut heeft overgenomen, vorderde betaling van twee rekeningen voor fysiotherapeutische behandelingen die de gedaagde niet had betaald. De gedaagde had in de periode van oktober tot en met december 2017 acht behandelingen ondergaan bij de fysiotherapeut, maar stelde dat zij recht had op gratis fysiotherapie op basis van een verwijsbrief van haar cardioloog. De gedaagde voerde aan dat de fysiotherapeut onjuiste declaratiecodes had gebruikt, waardoor haar zorgverzekeraar de kosten niet vergoedde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de kosten voor de behandelingen moest betalen, omdat de overeenkomst tussen haar en de fysiotherapeut niet afhankelijk was van de vergoeding door de zorgverzekeraar. De kantonrechter wees de vordering van Infomedics toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Infomedics. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gedaagde om voorafgaand aan de behandelingen na te gaan of deze vergoed zouden worden door haar zorgverzekeraar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8139919 UC EXPL 19-11914 aw/1370
Vonnis van 18 maart 2020
inzake
de besloten vennootschap
Infomedics B.V., mede h.o.d.n. Infomedics Factoring, UwNota.nl, DFA Services en Infomedics DFA,
gevestigd in Almere,
verder ook te noemen: Infomedics,
eisende partij,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten BV,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigden: [A] en [B] .

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 3 bijlagen is op 25 oktober 2019 bij [gedaagde] bezorgd,
  • [gedaagde] heeft op de rolzitting van 20 november 2019 mondeling gereageerd op de dagvaarding en zij heeft daarbij een bijlage aan de kantonrechter overhandigd. Die mondelinge reactie van [gedaagde] is vastgelegd in een proces-verbaal en de bijlage is aan het proces-verbaal gehecht,
  • Infomedics heeft de aanvullende bijlage 4 toegezonden,
  • Infomedics heeft haar eis vermeerderd en daarbij de aanvullende bijlagen 6 en 7 gevoegd,
  • de zaak is op de zitting van 11 februari 2020 door de kantonrechter met partijen besproken. [gedaagde] heeft zich laten bijstaan door haar dochter [A] . De griffier heeft aantekening gemaakt van wat er op de zitting is besproken. [gedaagde] heeft aan de kantonrechter een brief van Zilveren Kruis overhandigd. Aan het slot van de zitting is afgesproken dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op woensdag 4 maart 2020 om 13:30 uur,
  • Infomedics heeft een aanvullende bijlage 8 toegestuurd,
  • de zaak is verder behandeld op de zitting van 4 maart 2020. [gedaagde] heeft zich op die zitting laten bijstaan door haar zoon [B] . De griffier heeft aantekening gemaakt van wat er is besproken. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter aan partijen meegedeeld dat uiterlijk op 1 april 2020 vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling van de vordering van Infomedics

Waar gaat het om en wat is de beslissing van de kantonrechter?

2.1.
[gedaagde] heeft in de periode oktober tot en met december 2017 acht behandelingen gehad bij de fysiotherapeut, [fysiotherapie 1] B.V. in [vestigingsplaats] (hierna genoemd: [fysiotherapie 1] ). [fysiotherapie 1] heeft haar voor die behandelingen twee rekeningen toegestuurd voor een bedrag van in totaal € 290,25 (€ 225,75 + € 64,50). [gedaagde] heeft die rekeningen niet betaald. [fysiotherapie 1] heeft haar vordering op [gedaagde] gecedeerd (overgedragen) aan Infomedics. In deze rechtszaak spreekt Infomedics daarom [gedaagde] aan op betaling van de twee rekeningen, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat zij een verwijsbrief voor fysiotherapie heeft gekregen van de cardioloog. Die brief heeft zij aan [fysiotherapie 1] gegeven. Met die verwijsbrief heeft zij recht op een jaar lang gratis fysiotherapie wegens een chronische aandoening. [fysiotherapie 1] heeft bij het indienen van de declaraties bij Zilveren Kruis, haar toenmalige zorgverzekeraar, echter een verkeerde code gebruikt. Daardoor wil Zilveren Kruis de declaraties niet vergoeden. [gedaagde] heeft [fysiotherapie 1] gevraagd om de fout te herstellen zodat de declaraties alsnog door de verzekeraar worden vergoed, maar [fysiotherapie 1] heeft dat geweigerd. Omdat zij recht heeft op gratis fysiotherapie vindt [gedaagde] dat zij aan Infomedics geen betaling is verschuldigd.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Infomedics het gelijk aan haar zijde heeft. Dat betekent dat de vordering van Infomedics zal worden toegewezen. De motivering van die beslissing luidt als volgt.
De overeenkomst
2.4.
[gedaagde] heeft met [fysiotherapie 1] een overeenkomst gesloten voor fysiotherapie. Die overeenkomst houdt in dat [gedaagde] fysiotherapie ontvangt van [fysiotherapie 1] en dat [gedaagde] [fysiotherapie 1] voor die werkzaamheden betaalt. Of [gedaagde] die kosten vervolgens vergoed krijgt van haar zorgverzekeraar is een zaak tussen haar en de zorgverzekeraar. Dit gaat [fysiotherapie 1] (in beginsel) niet aan.
De declaraties
2.5.
Dat neemt niet weg dat [gedaagde] van [fysiotherapie 1] wel mag vragen dat zij bij het opstellen van de declaraties voor de zorgverzekeraar de juiste codes hanteert, omdat zij het anders voor [gedaagde] moeilijk, zo niet onmogelijk maakt om de kosten eventueel van de zorgverzekeraar vergoed te krijgen. Anderzijds kan [gedaagde] van [fysiotherapie 1] niet eisen dat zij een code gebruikt die zij volgens de regelgeving niet mag gebruiken, alleen maar om [gedaagde] in staat te stellen een vergoeding van de zorgverzekeraar te krijgen waarop zij anders geen recht zou hebben. Dat is namelijk fraude, zoals Infomedics ter zitting terecht heeft opgemerkt.
2.6.
[gedaagde] heeft tijdens de eerste zitting verklaard dat [fysiotherapie 1] haar telefonisch niet te woord wil staan over de declaraties en dat zij het niet handig vindt dat nu niet [fysiotherapie 1] , maar Infomedics bij de zitting aanwezig is. Dat bezwaar van [gedaagde] is niet ongegrond: omdat [fysiotherapie 1] niet ter zitting aanwezig was is het tijdens die eerste zitting niet gelukt om voldoende helderheid te krijgen over de codes die [fysiotherapie 1] op de declaraties heeft gehanteerd. Die nadelige gevolgen van de cessie (overdracht van de vordering) mogen niet voor rekening van [gedaagde] komen. De kantonrechter heeft de zaak daarom aangehouden en Infomedics gevraagd om met [fysiotherapie 1] contact op te nemen en haar te vragen om nogmaals, aan de hand van de verwijsbrief van de cardioloog (die [gedaagde] aan Infomedics ter beschikking heeft gesteld), te controleren of de juiste declaratiecodes zijn gebruikt. Infomedics heeft dat gedaan. De resultaten van die tweede controle zijn met partijen besproken op de vervolgzitting.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat Infomedics door haar toelichting op de vervolgzitting - met verwijzing naar de toepasselijke regelgeving - de stelling van [gedaagde] dat [fysiotherapie 1] onjuiste codes heeft gebruikt, voldoende heeft weersproken. Navraag bij [fysiotherapie 1] heeft uitgewezen dat vergoeding op grond van chronische indicatie in beginsel mogelijk is bij revalidatie na een operatie, maar dat in dit geval teveel tijd is verstreken tussen de operatie en het moment dat [gedaagde] aanspraak heeft gemaakt op fysiotherapie: de operatie heeft plaatsgevonden 21 juli 2016 en de verwijsbrief van de cardioloog is afgegeven op 28 juni 2017, dat is bijna een jaar later. Het is om die reden volgens [fysiotherapie 1] niet mogelijk om de door [gedaagde] gewenste chronische indicatiecode wegens revalidatie na ziekenhuisopname te gebruiken, zo heeft Infomedics toegelicht. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat de operatie in juli 2016 heeft plaatsgevonden.
2.8.
Uit de brief van Zilveren Kruis waarop [gedaagde] zich beroept, kan daarnaast niet worden opgemaakt dat Zilveren Kruis vindt dat [fysiotherapie 1] onjuiste codes heeft gebruikt en dat dat de reden is dat de declaraties niet worden vergoed. Zilveren Kruis schrijft in die brief aan [gedaagde] namelijk dat zij in 2017 op grond van de aanvullende verzekering 27 behandelingen fysiotherapie heeft vergoed en dat daarmee het maximale aantal is bereikt. Zij heeft 9 behandelingen in 2017 niet vergoed, waaronder 6 behandelingen van [fysiotherapie 1] . De reden voor dat niet vergoeden is in de brief verder niet toegelicht. Wel schrijft Zilveren Kruis, kennelijk in reactie op een brief van [gedaagde] waarin zij een beroep doet op betaling van de niet vergoede declaraties uit de basisverzekering wegens een verwijsbrief van de cardioloog, dat de codering die (onder andere) [fysiotherapie 1] heeft gebruikt daarbij niet past en dat de toegepaste codering mogelijk door [fysiotherapie 1] opnieuw getoetst moet worden aan de verwijzing van de cardioloog. Uit die brief kan daarom niet worden opgemaakt dat - zoals [gedaagde] stelt - Zilveren Kruis heeft gezegd dat de behandelingen niet worden vergoed omdat er door [fysiotherapie 1] een onjuiste code is gebruikt.
2.9.
Verder is van belang dat Infomedics een e-mailbericht van [fysiotherapie 1] (geschreven door behandelend fysiotherapeut [C] ) heeft overgelegd gedateerd 25 januari 2018. In dat e-mailbericht schrijft [fysiotherapie 1] aan (de dochter van) [gedaagde] dat de gekregen nieuwe verwijzing niet voldoet om een chronische behandeling te declareren bij de zorgverzekeraar, dat dit op 14 september 2017 met hen (dat zijn kennelijk [gedaagde] en haar dochter) is besproken en dat de therapie zou worden voortgezet op eigen kosten. Ook schrijft zij dat zij hen begin oktober en begin november heeft laten weten dat er geen vergoeding fysiotherapie vanuit de zorgverzekeraar meer is en dat de behandelingen dus zelf betaald moeten worden. Zij raadt [gedaagde] vervolgens aan om voor het aanstaande jaar de voorwaarden bij de zorgverzekering even goed te bekijken (bijlage 4 van Infomedics).
2.10.
[gedaagde] heeft betwist dat dit zo met haar op 14 september 2017 is besproken, maar die betwisting is onvoldoende gemotiveerd. Zij stelt dat zij de verwijsbrief van de cardioloog aan de fysiotherapeut heeft gegeven, dat de fysiotherapeut heeft gezegd de brief bij de verzekeraar te zullen indienen en haar verder op de hoogte te zullen houden. [gedaagde] zegt dat zij vervolgens pas in november 2017 van de fysiotherapeut te horen kreeg dat de behandelingen niet langer werden vergoed. Die mededeling in november 2017 ging echter niet over de vergoeding uit de basisverzekering wegens een chronische indicatie, maar over de vergoeding uit de aanvullende verzekering van [gedaagde] , waaruit tot dan toe alle behandelingen werden vergoed (zie hierna onder 2.11.). De fysiotherapeut heeft ook volgens [gedaagde] niet toegezegd dat met die verwijsbrief van de cardioloog vergoeding uit de basisverzekering mogelijk was, maar alleen dat zij bij de verzekeraar daarnaar zou informeren. [gedaagde] heeft er na juni 2017 daarom niet van uit mogen gaan dat de behandelingen uit de basisverzekering zouden worden vergoed. Zij heeft daarnaast niet betwist dat zij ook nog een verwijsbrief van de huisarts aan de fysiotherapeut heeft gegeven, omdat zij te horen had gekregen van de fysiotherapeut dat de verwijsbrief van de cardioloog niet voldeed voor het verkrijgen van een chronische indicatie. Zoals eerder al is gezegd is het wel of niet vergoed worden van behandelingen allereerst een zaak tussen [gedaagde] en haar zorgverzekeraar. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] zelf om vóór zij behandelingen afneemt na te gaan, door zelf navraag te doen bij haar zorgverzekeraar, of die behandelingen (nog) worden vergoed of dat zij deze zelf moet betalen en om vervolgens de keuze te maken de behandelingen af te nemen of niet.
2.11.
[gedaagde] heeft ter zitting wel erkend dat zij er in november 2017 door [fysiotherapie 1] op is gewezen dat de behandelingen (met een niet-chronische indicatie) door de verzekeraar niet langer werden vergoed. Uit de eerder genoemde brief van Zilveren Kruis blijkt dat [gedaagde] in 2017 niet alleen behandelingen heeft afgenomen bij [fysiotherapie 1] , maar tegelijkertijd ook bij twee andere fysiotherapiepraktijken. In die situatie heeft [fysiotherapie 1] , die daarvan niet op de hoogte was, uiteraard geen zicht meer op het aantal behandelingen dat op grond van de aanvullende verzekering nog voor vergoeding in aanmerking komt en kan zij [gedaagde] daarover dus ook niet (tijdig) informeren. De gevolgen daarvan, namelijk dat [gedaagde] een deel van de genoten behandelingen onverwacht zelf moet betalen, komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
2.12.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat [fysiotherapie 1] haar zelf heeft aangeraden een verwijsbrief van de cardioloog te vragen, waarmee zij 1 jaar gratis fysiotherapie zou kunnen krijgen uit de basisverzekering, maar [fysiotherapie 1] heeft dat betwist en uit de brief van Zilveren Kruis blijkt dat een andere fysiotherapiepraktijk, [fysiotherapie 2] , dit volgens [gedaagde] zou hebben gezegd. In deze rechtszaak is daarom niet komen vast te staan dat [fysiotherapie 1] [gedaagde] daarover onjuist heeft geïnformeerd.
Conclusie
2.13.
[gedaagde] moet aan Infomedics, die de vordering van [fysiotherapie 1] heeft overgenomen, de genoten fysiotherapeutische behandelingen betalen die de zorgverzekeraar niet aan [fysiotherapie 1] heeft vergoed. Dat is een bedrag van € 225,75 (de rekening van 12-12-2017) en een bedrag van € 64,50 (de rekening van 29-12-2017), met de wettelijke rente over die bedragen als gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.14.
Infomedics heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 40,00 komt overeen met de tarieven volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom veroordeeld om de proceskosten van Infomedics te betalen, tot vandaag begroot op in totaal € 350,16, namelijk:
  • € 121,00 griffierecht;
  • € 85,16 explootkosten inclusief informatiekosten;
  • € 144,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 72,00).
Het salaris gemachtigde voor de vervolgzitting blijft voor rekening van Infomedics, omdat die tweede zitting nodig was vanwege het feit dat Infomedics de vordering door cessie heeft verkregen (zie ook hiervoor onder r.o. 2.6.).
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 225,75 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 oktober 2019 tot de voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 8,29 aan wettelijke rente tot 17 oktober 2019;
- € 64,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 december 2019 tot de voldoening;
- € 2,55 aan wettelijke rente tot 24 december 2019;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Infomedics, tot de vandaag begroot op € 350,16, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.